§3.2 molecuul- en atoombinding deel 1

Molecuul- en atoombinding
§3.2
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Molecuul- en atoombinding
§3.2

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert met een model op microniveau atoombinding, molecuulbinding en het molecuulrooster beschrijven
  • Je leert de sterkte van molecuulbidingen op microniveau in verband te brengen met faseovergangen op macroniveau
  • Je leert uit de plaats in het periodiek systeem de covalentie voor een aantal atoomsoorten af te leiden hoe moleculaire stoffen zijn opgebouwd.

Slide 2 - Tekstslide

Deze les

  • terugblik §3.1 
  • molecuulrooster
  • Atoombinding
  • atoommodel en structuurformule
  • Vanderwaalsbinding

Slide 3 - Tekstslide

Goud komt in de natuur in zuivere vorm voor, ijzer niet. Hoe is dit te verklaren?
A
Goud heeft een lager smeltpunt dan ijzer
B
IJzer heeft een hogere dichtheid dan goud
C
Goud is zachter dan ijzer
D
Goud is een edelmetaal, ijzer is een onedel metaal

Slide 4 - Quizvraag

Moleculaire stoffen

  • Verbindingen die alleen uit niet-metaal atomen bestaan.
  • Ook wel 'moleculen' genoemd.
  • Voorbeelden: H2O, C2H6O, HCN, PCl3
  • Ontstaat door vorming van atoombindingen
  • Moleculen worden bij elkaar gehouden door vanderwaalsbindingen.

Slide 5 - Tekstslide

Atoommodel niet-metaal 
Niet-metaalatomen missen
elektronen in hun buitenste
schil (valentie-elektronen) om
te voldoen aan de edelgas-
configuratie.

Slide 6 - Tekstslide

Gedeeld elektronenpaar
Om edelgasconfiguratie te bereiken
  • kan een niet-metaal een elektron opnemen van een metaal 
  • of delen twee niet-metaalatomen de elektronen: een gedeeld elektronenpaar, ook wel atoombinding of covalente binding genoemd.

Slide 7 - Tekstslide

Atoombinding
  • Atoombinding is heel sterk.
  • Atoombinding verbreekt alleen bij chemische reacties, waarbij nieuwe moleculen ontstaan.
  • Hoeveel bindingen een niet-metaal aangaat, hangt af van de covalentie.
  • Covalentie geeft aan hoeveel elektronen gedeeld moeten worden om elektronenconfiguratie te bereiken.

Slide 8 - Tekstslide

Covalentie

  • Geeft aan hoeveel elektronen gedeeld worden, dus hoeveel atoombindingen worden gevormd.
  • Eenvoudig af te lezen uit periodiek systeem.
  • Aantal elektronen erbij tot edelgas (groep 18) = covalentie.
  • Covalentie H=1, F=1, O=2 enz.

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld: waterstof
H heeft 1 valentie-elektron, wil er 1 elektron bij.
Covalentie = 1




Molecuulformule = H2             Structuurformule = H-H
H + H
H2

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld: zuurstof
O heeft 6 valentie-elektronen, wil er 2 bij. 
Covalentie = 2




Molecuulformule = O2             Structuurformule = O=O
O + O
O2

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de covalentie van koolstof (C)?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de covalentie van zwavel (S)?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 13 - Quizvraag

Twee-atomige moleculen
Claire Fietst In Haar Onderbroek Naar Breda.
(Chloor = Cl2, fluor = F2 etc.)

Noteer dit ezelsbruggetje bij je belangrijke aantekeningen!

Slide 14 - Tekstslide

Hoeveel atoombindingen zitten er in een stikstofmolecuul?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quizvraag

De vanderwaalsbinding

Slide 16 - Tekstslide

0

Slide 17 - Video

Hoe noemen we deze fase-overgang? (vast naar gas, zie filmpje)
A
smelten
B
condenseren
C
sublimeren
D
rijpen

Slide 18 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de atoombindingen van jood bij sublimeren?
A
verbreekt
B
wordt zwakker
C
wordt sterker
D
niets

Slide 19 - Quizvraag

Fase-overgang

  • Bij een fase-overgang blijven de moleculen hetzelfde (atoombinding blijft intact).
  • De afstand tussen deeltjes veranderd -> Vanderwaalsbinding (molecuulbinding).
  • Hoe dichter op elkaar, hoe sterker  de V/d waalsbinding.

Slide 20 - Tekstslide

Vanderwaalsbinding
  • Aantrekkingskracht tussen moleculen (dus niet aanwezig bij metalen of zouten!)
  • Relatief zwakke binding (aanwezig bij vaste fase, deels verbroken bij vloeistof, afwezig bij gas en opgeloste stof).
  • Hoe groter de massa van het molecuul, des te sterker de vanderwaalsbinding.



Slide 21 - Tekstslide

Wat gebeurt er met de Vanderwaalsbinding als suiker wordt opgelost in thee.
A
verbreekt
B
wordt zwakker
C
wordt sterker
D
niets

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk

  • Bestuderen §3.2
  • Maken opdrachten t/m 15


Slide 24 - Tekstslide