4. Herhaling Hoofstuk 4 - Atomen en moleculen

Plan van deze les
Uitleg over het antwoorden op een vraag
Maken vraag over concentratie
Uitwerking over concentratie

Uitleg over moleculen (H4.2)
Zelfstandig aan de slag met HW
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Plan van deze les
Uitleg over het antwoorden op een vraag
Maken vraag over concentratie
Uitwerking over concentratie

Uitleg over moleculen (H4.2)
Zelfstandig aan de slag met HW

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Je weet hoe je een bereken vraag moet beantwoorden (GGFU)

Je kunt beschrijven dat moleculen zijn opgebouwd uit atomen.
Je kunt beschrijven dat bij een chemische reactie de atomen niet veranderen, maar anders worden gerangschikt.
Je kunt beschrijven hoe een moleculaire stof is opgebouwd.

Slide 2 - Tekstslide

Beantwoorden van een vraag
GGFU

Gegevens
Gevraagd
Formule
Uitwerking

Slide 3 - Tekstslide

Beantwoorden van een vraag
Voorbeeld:

Bereken de dichtheid in gram/cm3 van een stuk lood dat een gewicht heeft van 10 gram en een volume van 0,88 cm3


Slide 4 - Tekstslide

Beantwoorden van een vraag
Voorbeeld:

Bereken de dichtheid in gram/cm3 van een stuk lood dat een gewicht heeft van 10 gram en een volume van 0,88 cm3

Gegeven: 
Massa: 10 gram en Volume: 0,88 cm3


Slide 5 - Tekstslide

Beantwoorden van een vraag
Voorbeeld:

Bereken de dichtheid in gram/cm3 van een stuk lood dat een gewicht heeft van 10 gram en een volume van 0,88 cm3

Gevraagd:
Dichtheid in gram/cm3


Slide 6 - Tekstslide

Beantwoorden van een vraag
Voorbeeld:

Bereken de dichtheid in gram/cm3 van een stuk lood dat een gewicht heeft van 10 gram en een volume van 0,88 cm3

Formule
Dichtheid = massa / volume


Slide 7 - Tekstslide

Beantwoorden van een vraag
Voorbeeld:

Bereken de dichtheid in gram/cm3 van een stuk lood dat een gewicht heeft van 10 gram en een volume van 0,88 cm3

Uitwerking
De dichtheid van het lood is 10 g / 0,88cm3 = 11,36 gram/cm3.


Slide 8 - Tekstslide

Bereken de dichtheid (g/cm3) van een baksteen die 1 kg weegt en een volume heeft van 555 cm3
Gebruik: GGFU

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Reactie
Een reactie waar beginstoffen veranderen in eindstoffen, noem je een Scheikundige reactie.

Een ander woord voor een Scheikundige reactie,  is een Chemische reactie

Slide 12 - Tekstslide

Chemische reactie

Bij een chemische reactie verdwijnen
stoffen en ontstaan er nieuwe stoffen.


De stoffen die verdwijnen heten beginstoffen en de stoffen die

ontstaan heten reactieproducten.

Een chemische reactie kun je onder andere herkennen aan het veranderen van stofeigenschappen.


Slide 13 - Tekstslide

Chemische reacties

Stel je steekt je stoel in de fik. Het hout zal gaan branden en je houdt as over. Dit is een voorbeeld van een chemische reactie
Bij een chemische reactie veranderen de moleculen.

Bij een chemische reactie verdwijnen je beginstoffen (hout) en ontstaan er nieuwe reactieproducten (as)

Slide 14 - Tekstslide

Volledige verbranding aardgas (chemische reactie)

Slide 15 - Tekstslide

Chemische reactie = stoffen (beginstoffen) verdwijnen en er komen nieuwe stoffen (reactieproducten) voor in de plaats.
Een faseovergang is dus géén chemische reactie!

Weet je nog?

Slide 16 - Tekstslide

Molecuul
Een molecuul is een verbinding tussen 2 of meer niet-metalen

Pak je BINAS

Slide 17 - Tekstslide

Molecuulformules
Elke stof heeft een naam en een molecuulformule.

In de molecuulformule staan de atoomsoorten die in het molecuul zitten en hoevéél van elkaar atoomsoort (index)

Bv 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Het indexcijfer in een molecuulformule zet je....
A
Achter het atoom waar het bij hoort
B
Voor het atoom waar het bij hoort
C
Voor het hele molecuul
D
Achter het hele molecuul

Slide 21 - Quizvraag

Verbinding

Een molecuul of een zout die meer dan één atoomsoort bevat. 
Kun je wel ontleden

Bijvoorbeeld:
H2O of CO2
Element

Een atoom óf een molecuul die maar 1 atoomsoort bevat.

Kun je niet ontleden

Bijvoorbeeld:
H2 of Na

Slide 22 - Tekstslide

Verbindingen
Verbindingen zijn moleculen die meer dan één atoomsoorten bevatten. 

In tabel 3 staan een aantal verbindingen met hun molecuulformules die je uit je hoofd moet kennen

Slide 23 - Tekstslide

H2O
A
Element
B
Verbinding

Slide 24 - Quizvraag

H2
A
Element
B
Verbinding

Slide 25 - Quizvraag

Twee-atomige elementen
Clara Fietst In Haar Ondergoed Naar Brabant
Cl2      F2        I2    H2      O2                N2     Br2



AANTEKENING

Slide 26 - Tekstslide

Naamgeving van moleculen
(nomenclatuur)

Slide 27 - Tekstslide

Naamgeving moleculen
(nomenclatuur)

Slide 28 - Tekstslide

Molecuulformule naar naam
H2O: 2 H en 1 O
twee = di, mono =1 
Diwaterstofmono-oxide 
Mono alleen voor oxide gebruiken 
P2O5: 2 P en 5 O
2 = di, 5 = penta
Difosforpentaoxide

Slide 29 - Tekstslide

Ontleedbare stoffen
Ontleedbare stof met zuurstof --> oxide

PCl5 
Fosforpentachloride 

Slide 30 - Tekstslide

Naam naar molecuulformule
Distikstoftetraoxide 
Di = 2, tetra = 4 
stikstof = N, oxide = O

N2O4

Slide 31 - Tekstslide

Ga nu zelf aan de slag
Maak:
1.5: 1, tm 6
4.2: 4, 6, 7,  10, 11, 15, 16, 19

Hoe: zelfstandig en in stilte, je mag muziek luisteren
Tijd: 15 minuten

Slide 32 - Tekstslide

Coëfficiënt
Geeft aan hoeveel moleculen er zijn:
3 moleculen water = 3 H2O (l)


Slide 33 - Tekstslide