Vragen en ontkenningen V.T.

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Er zijn 2 manieren om vragen te maken in de verleden tijd.
Als er was of were in de zin staat moet je dat gebruiken.
Als er geen was of were in de zin staat dan moet je did gebruiken.

We gaan het eerst hebben over was / were.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Er zijn 2 manieren om vragen te maken in de verleden tijd.
Als er was of were in de zin staat moet je dat gebruiken.
Als er geen was of were in de zin staat dan moet je did gebruiken.

We gaan het eerst hebben over was / were.

Slide 1 - Tekstslide

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Vragen met was en were

Als je een zin hebt waarin was of were staat, dan zet je die vooraan in zin.
De rest van de zin blijft dan hetzelfde.

vb. He was at school on Monday.          They were at a party.
       Was he at school on Monday?         Were they at a party.

Slide 2 - Tekstslide

Vragen en ontkenningen in de v.t.
We gaan hier even mee oefenen.

Slide 3 - Tekstslide

Maak vragend:
John was at home.

Slide 4 - Open vraag

Maak vragend:
Sarah and July were eating chips.

Slide 5 - Open vraag

Maak vragend:
Dave was playing guitar.

Slide 6 - Open vraag

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Als het goed is snap je nu hoe je vragen kunt maken met was en were.

Niet in alle zinnen staat was of were.

Als er geen was of were in de zin staat, 
dan moet je de zin beginnen met did.
De rest van de zin blijft dan bijna hetzelfde.
Het werkwoord veranderd nog naar de tegenwoordige tijd.

Slide 7 - Tekstslide

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Dus:
Als er geen was of were in de zin staat, 
dan moet je de zin beginnen met did.
Het werkwoord veranderd nog naar de tegenwoordige tijd.

Bob walked to the bus. --> In deze zin staat geen was / were, dus...
Did Bob walk to the bus.

Slide 8 - Tekstslide

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Bob walked to the bus.  --->>Did Bob walk to the bus.

Wat is het verschil tussen het werkwoord in de zin?

Slide 9 - Tekstslide

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Bob walked to the bus.  --->>Did Bob walk to the bus.

Om een werkwoord te veranderen van verleden tijd naar tegenwoordige tijd
moet je de "ed" eraf halen!

Let op: Dit geldt niet voor werkwoorden die eindigen op een E,
zoals have, love, hate, like, enz.

Slide 10 - Tekstslide

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Ook hiermee gaan we even oefenen.

Dus: Did vooraan in de zin
van het werkwoord haal je ED af. (behalve bij ...)

Slide 11 - Tekstslide

Maak vragend:
John worked hard.

Slide 12 - Open vraag

Maak vragend:
They walked very fast.

Slide 13 - Open vraag

Maak vragend:
The cow mooed loudly.

Slide 14 - Open vraag

Maak vragend:
Jacky loved John.

Slide 15 - Open vraag

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Als het goed is begrijp je nu beter hoe je vragen kunt maken
met zinnen waar geen was / were in staat.

Nu gaan we het hebben over ontkenningen.

Slide 16 - Tekstslide

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Als je iets ontkent dan zeg je dat je iets niet hebt (gedaan).

In het Engels gebruik je hiervoor het woord NOT.




Slide 17 - Tekstslide

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Als er was of were in de zin staat, dan kun je not erachter zetten.

Bob was at school. ---> Bob was not at school.
They were at a party. ---> They were not at a party.


Slide 18 - Tekstslide

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Bob was at school. ---> Bob was not at school.
They were at a party. ---> They were not at a party.

je kunt ook de verkorte vormen gebruiken.

was not   ---> wasn't
were not ---> weren't


Slide 19 - Tekstslide

Maak ontkennend:
She was at home.

Slide 20 - Open vraag

Maak ontkennend:
They were having a party.

Slide 21 - Open vraag

Maak ontkennend:
They were talking.

Slide 22 - Open vraag

Vragen en ontkenningen in de v.t.
De volgende keer gaan we het hebben over 
ontkenningen in de verleden tijd.

Nu gaan we eerst met de stof van vandaag oefenen.

Slide 23 - Tekstslide

Maken online
Lesson 2.2 opdrachten 2, 7, 9, 10

Slide 24 - Tekstslide