ontkenningen past simple

Ontkenningen maken
in de verleden tijd
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Ontkenningen maken
in de verleden tijd

Slide 1 - Tekstslide

           Ontkenningen maken in de V.T.
In deze lessonup  ga je leren hoe je ontkenningen maakt 
in de verleden tijd.

In de lessonup zitten ook een aantal oefeningen zodat
je meteen kunt nagaan of je het begrijpt.

Slide 2 - Tekstslide

         Ontkenningen maken in de V.T.
Deze lessonup behandeld 2 manieren om ontkenningen te maken.

       1: Zinnen met was of were 

       2: Zinnen met een ander werkwoord

Slide 3 - Tekstslide

         Zinnen met was of were 
Wanneer je een ontkenning  wilt maken en er staat was of were in de zin, dan moet je not achter was of were zetten.
De rest van de zin blijft hetzelfde.

She was at school.    -->    She was not at school.
Bob and July were at home. --> Bob and July were not at home.

Slide 4 - Tekstslide

         Zinnen met was of were 
In plaats van was not of were not te gebruiken kun je ook
de verkorte vorm gebruiken. 

was not   --> wasn't 
were not --> weren't 

Slide 5 - Tekstslide

         Zinnen met was of were 
Omdat ik denk dat je dit niet zo moeilijk vindt gaan we dit 
meteen oefenen.

Je krijgt 5 oefenzinnen.

Let tijdens het typen op de spelling.

Slide 6 - Tekstslide

1/5: Bob was on holiday.

Je mag GEEN verkorte vorm gebruiken.

Slide 7 - Open vraag

2/5: You were in the park this morning.

Je mag GEEN verkorte vorm gebruiken.

Slide 8 - Open vraag

3/5: Sally was angry yesterday.

Je mag GEEN verkorte vorm gebruiken.

Slide 9 - Open vraag

4/5: Bob and John were singing this morning.

Je mag GEEN verkorte vorm gebruiken.

Slide 10 - Open vraag

5/5: The coffee was on the table.

Je mag GEEN verkorte vorm gebruiken.

Slide 11 - Open vraag

         Zinnen met was of were 
Als het goed is kun je nu ontkenningen maken met was of were in de zin.

We gaan nu bekijken wat je moet doen als er 
een ander werkwoord in de zin staat.

Slide 12 - Tekstslide

         Zinnen met andere werkwoorden 
Helaas staat niet in alle Engelse zinnen was of were.

Als er een ander werkwoord staat dan moet je de did not gebruiken. Did not zet je vóór het werkwoord.

Daarna krijg je de rest van de zin, maar... moet je het werkwoord in de tegenwoordige tijd zetten.

Slide 13 - Tekstslide

         Zinnen met andere werkwoorden 
Hoe zet je een werkwoord in de tegenwoordige tijd?

Hiervoor zijn 2 manieren: 
1. Je haalt ed van het werkwoord af;
2. Je gebruikt het 1e rijtje van de onregelmatige werkwoorden

Slide 14 - Tekstslide

         Zinnen met andere werkwoorden 
Hoe zet je een werkwoord in de tegenwoordige tijd?

Hiervoor zijn 2 manieren: 
1. Je haalt ed van het werkwoord af;              worked --> work
2. Je gebruikt het 1e rijtje van de onregelmatige werkwoorden.
      EN: gave --> give
      NL: gaf     --> geef

Slide 15 - Tekstslide

         Zinnen met andere werkwoorden 
Samengevat: 
Did not voor voor het werkwoord  + de rest van de zin met het werkwoord in de t.t..

The farmer worked hard. --> The farmer did not work hard. 
Bob kissed Annie.   --> Bob did not kiss Annie.
In plaats van did not kun je ook didn't gebruiken.

Slide 16 - Tekstslide

         Zinnen met andere werkwoorden 
Omdat dit wat lastiger is gaan we ook dit even oefenen.

Je krijgt 3 zinnen waarbij je de juiste vraag moet kiezen.
Daarna krijg je 2 zinnen waarbij je zelf de vraag moet maken.

Slide 17 - Tekstslide

1/5: Bob worked hard.
A
Bob not worked hard.
B
Bob did not work hard.
C
Bob worked not hard.
D
Bob did not worked hard.

Slide 18 - Quizvraag

2/5: She talked about him.
A
She did not talk about him.
B
She not talked about him.
C
She talked not about him.
D
She did not talked about him.

Slide 19 - Quizvraag

3/5: They played football this morning.
A
They played football not this morning.
B
They not played football this morning.
C
They did not played football this morning.
D
They did not play football this morning.

Slide 20 - Quizvraag

4/5: It rained a lot.

Slide 21 - Open vraag

4/5: My brother helped me.

Slide 22 - Open vraag

         Zinnen met andere werkwoorden 
Hopelijk begrijp je nu hoe je ontkenningen maakt met andere werkwoorden in de verleden tijd.

Slide 23 - Tekstslide

         ontkenningen maken in de V.T.
Korte samenvatting:
Staat er was of were in de zin? 
Zet er not achter, de rest van de zin blijft hetzelfde.

Staat er een ander werkwoord in de zin?
Zet did not voor het werkwoord, de rest van de zin blijft hetzelfde maar... het werkwoord moet in de tegenwoordige tijd.

Slide 24 - Tekstslide

Ik kan een ontkenning maken in
de past simple.
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll