Verhaalanalyse 1, H4C

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Verhaalanalyse: programma
  • Begrippen: een aantal uitgelegd
  • Vertelsituaties: quiz
  • (De invaller: gezamenlijk analyseren)

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Aan het einde van de les kun je het verschil tussen de ik-verteller, de personale verteller en de alwetende verteller uitleggen
  • Aan het einde van de les kun je de drie vertelsituaties herkennen in een verhaal(fragment)
  • Aan het einde van de les kun je de verschillende literaire begrippen toepassen op een verhaal

Slide 3 - Tekstslide

Begrippen
  • Klimatologische omstandigheden
  • Sfeer oproepen
  • Topografische plaats

Slide 4 - Tekstslide

Begrippen
  • Thema en motief
  • Onbetrouwbaar perspectief
  • Alwetende verteller

Slide 5 - Tekstslide

Begrippen
  • Flashback vs terugverwijzing
  • Vooruitwijzing
  • Vertelde tijd

Slide 6 - Tekstslide

Ik zal u iets van den kleinen Johannes vertellen. Het heeft veel van een sprookje, mijn verhaal, maar het is toch alles werkelijk zoo gebeurd. Zoodra gij het niet meer gelooft, moet ge niet verder lezen, want dan schrijf ik niet voor u. Ook moogt ge er den kleinen Johannes nooit over spreken, als ge hem soms ontmoet, want dat zou hem verdriet doen en het zou mij spijten, u dit alles verteld te hebben. Johannes woonde in een oud huis met een grooten tuin.
A
ik-verteller
B
personale verteller
C
alwetende verteller

Slide 7 - Quizvraag

Jongens waren we, maar aardige jongens. Al zeg ik ’t zelf. We zijn nu veel wijzer, stakkerig wijs zijn we, behalve Bavink, die mal geworden is. Wat hebben we al niet willen opknappen. We zouden het hun weleens laten zien hoe ’t moest. We, dat waren wij, met z’n vijven. Alle anderen waren ‘ze’. ‘Ze’, die niets snapten en niets zagen.
A
ik-verteller
B
personale verteller
C
alwetende verteller

Slide 8 - Quizvraag

Kadoke weet wie hij is: Otto Kadoke, kalm, toegewijd maar niet té empathisch, dat is slecht voor de kalmte, slecht voor de behandeling, de arts moet niet te nabij komen. De nadruk ligt op de derde lettergreep, het is Kadoké, maar als mensen zijn naam verkeerd uitspreken corrigeert hij hen niet. Wat is een naam? Hooguit een geschiedenis waartoe je je moet verhouden. Ze mogen hem ook ‘dokter’ noemen. Officiële papieren ondertekent hij met O. Kadoke.

A
ik-verteller
B
personale verteller
C
alwetende verteller

Slide 9 - Quizvraag

In de tijd dat de eerste springers te pletter vielen van onze flat, begon mijn vader aan zijn nachtelijke pleziertochten door Amsterdam. Ik stond op het balkon en keek uit over onze wijk. In het zwakke schijnsel van de lantaarnpalen was het alsof schimmen door de verlaten straten trokken en de geesten van de springers door de kale bosjes doolden.
A
ik-verteller
B
personale verteller
C
alwetende verteller

Slide 10 - Quizvraag

Frits bekeek zijn vader bij het zitten gaan. ‘Waarom die enorme zucht?’ dacht hij, ‘waarom voor blaasbalg spelen?’ Hij keek naar het hoofd met het zwarte, hier en daar vaal gekleurde haar, dat achterover was gekamd, de dikke lippen van de mond, die vermoeid glimlachte en de bruine handen met korte, dikke vingers, die langzaam, na voorzichtig tasten, de bladzijden omsloegen.
A
ik-verteller
B
personale verteller
C
alwetende verteller

Slide 11 - Quizvraag

De invaller
  • Vragen/moeilijkheden?
  • Morgen bespreken + gedeelte literatuurgeschiedenis

Slide 12 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Aan het einde van de les kun je het verschil tussen de ik-verteller, de personale verteller en de alwetende verteller uitleggen
  • Aan het einde van de les kun je de drie vertelsituaties herkennen in een verhaal(fragment)
  • Aan het einde van de les kun je de verschillende literaire begrippen toepassen op een verhaal

Slide 13 - Tekstslide