3K meervoud en moeilijke woorden

3K meervoud en moeilijke woorden
1 / 35
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 35 slides, with text slides.

Items in this lesson

3K meervoud en moeilijke woorden

Slide 1 - Slide

Programma
Welkom
Paragraaf 52 meervoudsvormen
Opdrachten maken
Bespreken
Paragraaf 53 moeilijke woorden
Opdrachten maken
Afsluiting

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Opdracht 1
Schrijf de woorden op die in het meervoud staan.
  • a dieselauto's - motoren
  • b stoffeerder - huizen - bedrijven
  • c hoenderen - dagen - eieren
  • d kinderen - tweeën 
  • e meisjes - ski's

Slide 11 - Slide

Opdracht 2
Schrijf de woorden op die in het meervoud staan.
  • a de dieselauto - de motor 
  • b het huis - het bedrijf
  • c de hoen - de dag - het ei
  • d het kind - de twee
  • e het meisje - de ski

Slide 12 - Slide

Zelfstandig werken
Maak opdracht 4 t/m 10

Klaar?
Werk aan je fictiedossier
timer
20:00

Slide 13 - Slide

Opdracht 4
  • a dieselauto’s (1), motoren (2)
  • b huizen (2), bedrijven (2)
  • c hoenderen (5), dagen (2), eieren (5)
  • d kinderen (5)
  • e meisjes (1), ski’s (1) 

Slide 14 - Slide

Opdracht 5
  • a dieselauto’s: pyjama’s; motoren: sponsoren
  • b huizen: bazen; bedrijven: neven
  • c hoenderen: runderen; dagen: bladen; eieren: lammeren
  • d kinderen: aderen
  • e meisjes: tafels; ski’s: lolly’s

Slide 15 - Slide

Opdracht 6
  • Woorden die eindigen op -ie waarbij de klemtoon op -ie ligt, eindigen in het meervoud op -ieën

Slide 16 - Slide

Opdracht 7
  • a luchten (2), steden (4)
  • b stoffeerders (1), vloerbedekkingen (2)
  • c ruiven (2), schuren (2)
  • d schepen (4), werven (2)
  • e sleeën (3), bergingen (2)

Slide 17 - Slide

Opdracht 8
  • a juweliers
  • b wezen
  • c dictees
  • d albatrossen
  • e kalveren
  • f accu’s
  • g knieën
  • h baby’s

Slide 18 - Slide

Opdracht 8
  • i centra / centrums
  • j coryfeeën
  • k gelederen
  • l collega’s
  • m crises / crisissen
  • n raderen / raden
  • o liederen
  • p academici

Slide 19 - Slide

Opdracht 9
  • a schuiven
  • b hobby’s
  • c ideeën
  • d fornuizen
  • e eenheden

Slide 20 - Slide

Opdracht 9
  • f mogelijkheden
  • g paraplu’s
  • h musici
  • i symfonieën
  • j bladeren

Slide 21 - Slide

Opdracht 10
  • 0 a academici
  • b raderen / raden
  • c crises / crisissen
  • d gelederen
  • e coryfeeën
  • f albatrossen
  • g reçu’s 

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Opdracht 1
Lees de tekst 'zie je die stoeptegel? Dat was huisvuil'

Omschrijf in één woord uit welk materiaal de stoeptegel is gemaakt.

Slide 32 - Slide

Opdracht 2
Is het nodig om de betekenis van 'commercieel directeur' te kennen om de tekst te begrijpen?

Slide 33 - Slide

Zelfstandig werken
Maak opdracht 4 t/m 11
timer
20:00

Slide 34 - Slide

Afsluiting
Volgende les: kijk- en luistertoets

Neem je laptop en oortjes mee.

Slide 35 - Slide