3. Berekeningen opschrijven

3. Berekening opschrijven
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

3. Berekening opschrijven

Slide 1 - Slide

Planning 
  • Vorige les
  • Natuurkunde-reken-methode
  • Tijd voor huiswerk

Slide 2 - Slide

Herhaling vorige les

Slide 3 - Slide

Voorbeeldvraag 1:
Janneke wil een laminaat gaan leggen in haar woonkamer. Ze wil weten hoeveel laminaat ze moet kopen. 
Haar woonkamer heeft een lengte van 7,2 meter en een breedte van 5,5 meter.

Wat is de oppervlakte van haar woonkamer?

Slide 4 - Slide

Natuurkunde-reken-methode
Bij de berekeningen van natuurkunde gebruiken we deze methode.

Deze bestaat uit 4 vaste stappen →

Waarom gebruiken we deze methode?
- Voorkomt fouten
- Helpt je zelfs al snap je de som niet
- Je krijgt er punten voor op de toets

- Welke gegevens staan er in de vraag?
- Schrijf de getallen met de symbolen van de bijhorende grootheid en eenheid






- schrijf de formule zonder getallen op die je graat gebruiken
- Vul de formule in met de gegevens
- Gebruik je rekenmachine om een antwoord te krijgen

- Welke grootheid wordt er gevraagd?
- Wat is het symbool hiervan?









- Schrijf je antwoord MET de symbolen van grootheid en eenheid

Slide 5 - Slide

Voorbeeldvraag 1:
Janneke wil een laminaat gaan leggen in haar woonkamer. Ze wil weten hoeveel laminaat ze moet kopen. 
Haar woonkamer heeft een lengte van 7,2 meter en een breedte van 5,5 meter.

Wat is de oppervlakte van haar woonkamer?

Slide 6 - Slide

Uitwerking Voorbeeldvraag 1:
Janneke wil een laminaat gaan leggen in haar woonkamer. Ze wil weten hoeveel laminaat ze moet kopen. 
Haar woonkamer heeft een lengte van 7,2 meter en een breedte van 5,5 meter.

Wat is de oppervlakte van haar woonkamer?
l = 7,2 m
b = 5,5 m

                    A = ? m2

A = l x b
A = 7,2 x 5,5

                A = 39,6 m2

Slide 7 - Slide

Voorbeeldvraag 2:
Lisa heeft een blokje goud. Ze weet dat de dichtheid 19,3 g/cm3 is (ρ = 19,3 g/cm3). De massa is 37 gram.

Je weet:

Wat is het volume van dit blokje?

ρ=Vm

Slide 8 - Slide

Uitwerking Voorbeeldvraag 2:
Lisa heeft een blokje goud. Ze weet dat de dichtheid 19,3 g/cm3 is (ρ = 19,3 g/cm3). De massa is 37 gram.

Je weet:

Wat is het volume van dit blokje?



ρ=Vm
V=ρm
V=19,337=1,9
ρ = 19,3 g/cm3
m = 37 g

                V = ? cm3




                V = 1,9 cm3

Slide 9 - Slide

Voorbeeldvraag 3:
Formule : R = U x I
Bram weet het volgende
U = 15 V
I = 3 A

Wat is de weerstand?

Slide 10 - Slide

Uitwerking Voorbeeldvraag 3:
Formule : R = U x I
Bram weet het volgende

U = 15 V
I = 3 A

Wat is de weerstand?

U = 12 V
I = 2 A

                   R = ? Ω

R = U x I
R = 12 x 2 = 24

                   R = 24 Ω
Er wordt om weerstand gevraagd. Wanneer je in het schema (links) kijkt zie je dat het symbool van weerstand R is.
Je zoekt in het schema (links) de eenheid van weerstand. Dit is de griekse letter Ω

Slide 11 - Slide

Samenvattend filmpje
Samenvattend - Natuurkunde-bereken-methode
Wanneer we bij natuurkunde een rekenvraag moeten oplossen is het slim om deze methode te gebruiken.
Je gebruikt hierbij 4 vaste stappen. Zie hieronder een uitleg: 




                                                 Voorbeelden

Slide 12 - Slide

Verwerkingsvragen
Dit is Huiswerk
In SOM vind je wanneer je dit precies moet af hebben

Slide 13 - Slide

Welke gegevens kun je uit de vraag halen?
A
Spanning = 230 Volt Spanning = 0,08 Ampère
B
Spanning = 230 Volt Stroomsterkte = 0,08 Ampère
C
Stroomsterkte = 230 Volt Spanning = 0,08 Ampère
D
Spanning = 230 Volt Spanning = 0,08 Ampère

Slide 14 - Quiz

Welke gegevens kun je uit de vraag halen?
A
S = 230 V S = 0,08 A
B
I = 230 A U = 0,08 V
C
U = 230 V I = 0,08 A
D
S = 230 A S = 0,08 V

Slide 15 - Quiz

Bekijk de vraag links. Welke grootheid wordt gevraagd?
A
stopcontact
B
spanning
C
stroomsterkte
D
vermogen

Slide 16 - Quiz

Bekijk de vraag links. Welke grootheid wordt gevraagd?
A
W
B
P
C
p
D
V

Slide 17 - Quiz

In welke eenheid komt jouw antwoord te staan?
A
W
B
P
C
p
D
V

Slide 18 - Quiz

De formule die je in deze vraag moet gebruiken is
P = U x I.
Wat is juist?
A
P = U x I P = 230 x 0,08 P = 18,4 W
B
P = U x I P = 230 x 0,08 P = 2875 W
C
P = U x I P = 230 x 0,08 P = 18,4 VA
D
P = U x I P = 230 x 0,08 P = 2875 VA

Slide 19 - Quiz

Een doos heeft:
- een hoogte van 30 cm, 
- een lengte van 50 cm en
- een breedte van 10 cm. Wat is het volume van de doos?
V = l x b x h
Maak de berekening af. Schrijf het in je schrift en lever een foto in

Slide 20 - Slide

Vraag 7.
Maak de berekening van de vorige dia af in je schrift. Lever een foto in.

Slide 21 - Open question

Een voetbalveld heeft een oppervlakte van 8030 m2. De lengte van het voetbalveld is 110 meter.

Wat is de breedte van het veld?
Maak de berekening af. Schrijf het in je schrift en lever een foto in

Slide 22 - Slide

Vraag 8.
Maak de berekening van de vorige dia af in je schrift. Lever een foto in.

Slide 23 - Open question

Extra oefenen met berekeningen op schrijven?
Vul deze prompt in bij ChatGPT of een andere AI

Slide 24 - Slide

Antwoorden
Vraag 7                                       Vraag 8
gegeven
h = 30 cm
l = 50 cm
b = 10 cm

gevraagd
V = ? cm3

berekening
V = 50 x 10 x 30 = 15000

resultaat
V = 15000 cm3


* als je eindantwoord 0,015 m3 is, is dit ook goed

gegeven
A = 8030 m3
l = 110 m

gevraagd
b = ? m

berekening






resultaat
b = 73 m



b=lA
b=1108030=73


* je weet oppervlakte = lengte x breedte.
Dit betekent breedte = oppervlakte ÷ lengte

Slide 25 - Slide

prompt (is lang, ctr+A)
Ik ben een 2havo/vwo leerling ik wil oefenen met het netjes opschrijven van berekeningen. In deze berekeningen gebruik ik alleen de grootheden en eenheden uit deze tabel.

Grootheid| Symbool | Eenheid 1| Symbool 1 | Eenheid 2| Symbool 2
------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Lengte| l| centimeter| cm| meter| m
Breedte| b| centimeter| cm| meter| m
Hoogte| h| centimeter| cm| meter| m
Oppervlakte| A| vierkante centimeter| cm^2| vierkante meter| m^2
Volume| V| kubieke centimeter| cm^3| kubieke meter| m^3
Massa| m| gram| g| kilogram| kg
Dichtheid| ρ| gram per kubieke centimeter| g/cm^3|
Afstand| s| meter| m| kilometer| km
Snelheid| v| meter per seconde| m/s| kilometer per uur| km/h
Tijd| t| seconde| s| uur| h
Versnelling| a| meter per seconde kwadraat| m/s^2|
Stroomsterkte| I| ampère| A|
Spanning| U| volt| V|
Weerstand| R| ohm| Ω|
Vermogen| P| watt| W| kilowatt| kW
Energie| E| kilowattuur| kWh|
Frequentie| f| hertz| Hz|
Trillingstijd| T| seconde| s| milliseconde
De berekeningen moeten volgens een vaste volgorde (4 stappen). Gegeven, gevraagd, berekening, antwoord. Hier een voorbeeld met uitwerking
Vraag: Lisa heeft een blokje goud. Ze weet dat de dichtheid 19,3 g/cm3 is (ρ = 19,3 g/cm3). De massa is 37 gram. Je weet:ρ=m/V.Wat is het volume van dit blokje?
Uitwerking:
gegeven
ρ = 19,3 g/cm3
m=37g
gevraagd
V=?cm3
berekening
V=m/ρ
V=37/19,3
antwoord
V=1,9 cm3
Kan je mij overhoren? Geef mij een voorbeeldvraag met alle gegevens en formule(maximaal �én formule per vraag). Ik moet ook een formule kunnen omschrijven. Kan je mij � één stap per keer vragen? Geef geen tips bij de vragen. Leg uit waarom iets fout is. Als we alle stappen los beantwoord hebben, kan je hem dan in totaal aan mij laten zien?



Slide 26 - Slide