2.3 Arachne

1 / 93
next
Slide 1: Slide
GrieksSecundair onderwijs

This lesson contains 93 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Naar wie / wat verwijst την?
A
de vaardigheid
B
de godin
C
Arachne

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Duid de determinatie van θεου aan.
A
acc. v. enk.
B
gen. v. enk.
C
gen. m. enk.
D
acc. m. mv.

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Wie is αὐτην?
A
Athena
B
Arachne

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Naar welke woorden verwijst ταυτα niet?
A
Πολλακις γαρ λεγει
B
ὁτι ἡ ἑαυτης τεχνη την της θεου ὑπερβαλλει,
C
αὐτην δε εἰς ἀγωνα προκαλει.

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Naamval en functie van του Ὀλυμπου?
A
gen. BVBa
B
gen. V
C
gen. BWB
D
gen. BVBs

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Welke vertaling van δε past hier het best?
A
en
B
maar
C
onvertaald

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Naamval, functie, rol van θεος?
A
voc. aanspr.
B
nom. O
C
nom. BVBa
D
nom. NWD

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Wie / wat is αὐτης?
A
Athena
B
Arachne
C
het huis

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Slide

Slide 52 - Slide

Slide 53 - Slide

Slide 54 - Slide

Slide 55 - Slide

Slide 56 - Slide

Slide 57 - Slide

Slide 58 - Slide

Duid het onderwerp van ἐστιν aan.
A
Ἀραχνη
B
θεος
C
ἀγωνα

Slide 59 - Quiz

Slide 60 - Slide

Slide 61 - Slide

Slide 62 - Slide

Slide 63 - Slide

Slide 64 - Slide

Slide 65 - Slide

Slide 66 - Slide

Slide 67 - Slide

Slide 68 - Slide

Slide 69 - Slide

Slide 70 - Slide

Slide 71 - Slide

Slide 72 - Slide

Slide 73 - Slide

Welk woord is geen BVB?
A
θειον
B
της
C
Ἀθηνης
D
ἐργον

Slide 74 - Quiz

Slide 75 - Slide

Slide 76 - Slide

Slide 77 - Slide

Slide 78 - Slide

Duid het soort partikel van οὐν aan.
A
ontkennend partikel
B
vragend partikel
C
bindpartikel: verbindend
D
bindpartikel: verklarend

Slide 79 - Quiz

Slide 80 - Slide

Slide 81 - Slide

Slide 82 - Slide

Slide 83 - Slide

Slide 84 - Slide

Duid het soort partikel van δε aan.
A
ontkennend partikel
B
bindpartikel: tegenstellend
C
bindpartikel: verbindend
D
bindpartikel: verklarend

Slide 85 - Quiz

Slide 86 - Slide

Slide 87 - Slide

Slide 88 - Slide

Slide 89 - Slide

Slide 90 - Slide

Slide 91 - Slide

Slide 92 - Slide

Slide 93 - Slide