vwo wiskunde A examentraining

• Wiskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

Zet de getallen op de juiste plaats in de formule:

                       y=          +          sin(          (x-         ))

0,25pi

2

3

1

Op de grafiek van
wordt eerst de verschuiving (4, -5) toegepast en vervolgens de herschaling in verticale richting met factor 2. Stel de formule op van de beeldgrafiek.

y=−3x​2​​

1. y=−6(x+4)​2​​−10
2. y=−6(x+4)​2​​−5
3. y=−6(x−4)​2​​−5
4. y=−6(x−4)​2​​−10

Verschuiving 3 omlaag.

y=3x​4​​

1. y=3x​4​​−3
2. y=3x​4​​+3
3. y=3(x−3)​4​​
4. het goede antwoord staat er niet tussen

Gegeven is de functie:
Op de grafiek wordt een verschuiving van (2,6) toegepast. Geef de formule na de verschuiving.

f(x)=​2​​1​​(x−3)​2​​+4

Op de grafiek van y=2(x-3)2+4 wordt eerst de verschuiving (2,-5) toegepast en daarna de herschaling in verticale richting met factor -2. Stel de formule op van de beeldgrafiek en geef de coordinaten van de top.

1. y=−4(x−1)​2​​−2,top(1,−2)
2. y=−4(x−5)​2​​+2,top(5,2)
3. y=−4(x−5)​2​​−1,top(5,−1)

Een verschuiving van (4,-3) is

1. 4 naar rechts 3 naar links
2. 4 naar links 3 naar beneden
3. 4 naar links 3 naar rechts
4. 4 naar rechts 3 naar beneden

Afronden op een tiental
783 ≈

1. 700
2. 780
3. 790
4. 800

Afronden op honderdtallen.
76 449 wordt:

1. 76000
2. 76 400
3. 76 500
4. 77000

Bereken de helling van de grafiek voor t=10. Rond af op 2 decimalen.

N=30,8+6,3sin(​15​​2​​π(t−5,1))

Gegeven: y=5+2sin(0,4pi(x-0,75))
Geef achtereenvolgens:
xmin;xmax;ymin;ymax

Uitwerking

• periode=
• stijgend door evenwichtsstand bij x=0,75

• xmin=beginpunt + driekwart periode=0,75+0,75*5=4,5
• xmax=beginpunt + kwartperiode=0,75+0,25*5=2
• ymin=evenwichtsstand-amplitude=5-2=3
• ymax=evenwichtsstand+amplitude=5+2=7
  

​0,4π​​2π​​=5

afnemend dalend

toenemend dalend

toenemend stijgend

afnemend stijgend

Een aantal neemt met 0,23% per dag af. Wat is de groeifactor per dag?

1. 0,23
2. 0,9977
3. daar heb ik mijn GR voor nodig
4. 1,0023

Een hoeveelheid groeit met 4,6% per jaar. Wat is de groeifactor per jaar?

1. 4,6
2. 1,46
3. 1,046
4. 0,046

Een hoeveelheid neemt jaarlijks met 8,6% toe. Hoeveel is de groeifactor per dag?

1. Daar heb ik mijn GR voor nodig
2. 1,086
3. 0,086
4. 1,86

bij A=1 hoort C=30 en bij A=10 hoort C=35.
er is sprake van een lineair verband.
stel de formule van C op:

1. r.c.=​10−1​​35−30​​
2. r.c.=​35−30​​10−1​​
3. r.c.=​1−10​​35−30​​
4. r.c.=​35−30​​1−10​​

een snoer met 12 lampjes die alle kleuren van de regenboog (7) kunnen hebben. Hoeveel verschillende snoeren zijn er?

1. 12nCr7
2. 12nPr7
3. 7​12​​
4. 12​7​​

bij A=1 hoort C=30 en bij A=10 hoort C=35.
er is sprake van een exponentieel verband.
stel de formule van A op:

1. g=​10−1​​35−30​​
2. g=​35​​30​​
3. g=​30​​35​​
4. g=(​30​​35​​)​​9​​1​​​​

Is hier sprake van een directe of een recursieve formule?

u​n​​=2n​2​​−n+2

1. directe formule
2. recursieve formule
3. geen van beide

is de somrij. Er geldt:

p(n)=2​n−1​​+3

P(n)

1. p(n)=p(n−1)+2​n​​+3
2. P(n)=P(n−1)+2​n​​+3
3. p(n)=p(n−1)+2​n−1​​+3
4. P(n)=P(n−1)+2​n−1​​+3

Permutaties

Combinaties

nCr

nPr

Faculteit

n elementen rangschikken

Volgorde belang

n elementen kiezen

Volgorde niet van belang

Boven

Permutaties

Combinaties

Uit een klas worden 6 leerlingen gekozen om een volleyballen te vormen

Bij een verloting zijn drie prijzen te winnen: een tablet, een grafische rekenmachine en een taart

In de klas worden 5 kaartjes verloot voor een toneelvoorstelling

Een vereniging kiest uit haar leden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester.

Van de top 10 van vorige week stel je je eigen top 3 samen.

Permutaties

Combinaties

Uit een klas worden 6 leerlingen gekozen om een team te vormen.

Bij een verloting zijn 3 prijzen te winnen. Een tablet, GR en een taart.

In een klas worden 5 bioscoop bonnen verloot.

Een vereniging kiest uit haar leden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester.  

Van een rekenkundige rij met beginterm
is gegeven dat
en
Stel de directe formule op

u​1​​

u​5​​=60

u​10​​=85

1. u​n​​=40+5n
2. u​n​​=40⋅5​n​​
3. u​n​​=40+5(n−1)
4. u​n​​=40⋅5​n−1​​

Geef de directe formule van de lange zijde.

1. L​n​​=1,1(n−1)+2
2. L​n​​=0,2(n−1)+2
3. L​n​​=2⋅0,2​(n−1)​​
4. L​n​​=0,2n+1,8

Geef de directe formule van de oppervlakte

Welke directe formule hoort bij

U​n​​=3+U​n−1​​,metU​0​​=4

1. U​n​​=3+4U​n−1​​
2. U​n​​=3+4n
3. U​n​​=4+3U​n−1​​
4. U​n​​=4+3n

De globale grafiek past bij dit toenamediagram

1. Waar
2. Niet waar

In welke was de wereldgroei het grootste? Hoe zie je dat in toenamediagram.

Sleep het toenamediagram naar het bijbehorende type stijging/daling.

De globale grafiek past bij dit toenamediagram

1. Waar
2. niet waar

Gevraagd: teken een toenamediagram bij een grafiek.
Welke stelling klopt er niet?

1. Als de grafiek stijgend is, teken je het lijnstukje boven de x-as
2. Als de grafiek een top heeft, teken je een punt op de x-as
3. Je tekent de lijnstukjes steeds aan de linkerkant van het interval
4. Hoe groter de daling van de grafiek hoe langer het lijnstukje dat je tekent

Logaritmische schaalverdeling 

Bepaal N bij t=2, t=4 en t=6

amplitude

evenwichtsstand

maximum

minimum 

periode