4.2

Unit 4
Lesson 2
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Unit 4
Lesson 2

Slide 1 - Slide

Bijles Engels bovenbouw
Dinsdag het 8e les uur.
Opgeven kan via Magister

Slide 2 - Slide

Planning

  • Quizlet words Unit 4 - lesson 2
  • Do exercise 1-2 page 14
  • Gramatica uitleg: past simple en present perfect
  • Do exercise 4
  • Do exercise 3,5,6&7
  • Huiswerk: exercise 1-7 Unit 4(pp. 14-17)

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

4.2
Boek B
Unit 4 
Page 14

Slide 5 - Slide

Wat houdt het Fotokonbit-project in?

Slide 6 - Slide

Do exercise 2 
  • Go to page 14
  • Match the word with the right image.
  • Use the  vocabulary list on page 59
timer
3:00

Slide 7 - Slide

Past Simple
- Wanneer gebruik je de Past Simple?

-  Hoe maak je de Past Simple?

- Hoe kan je de Past Simple herkennen?

Slide 8 - Slide

Past simple 
Past simple: -ed + verb (werkwoord)
I played tennis last night

Vraag zin in de verleden tijd:
Did you play tennis?
Ontkenning in de verleden tijd:
I did not play tennis 

Slide 9 - Slide

Wanneer gebruik je de past simple?

Als iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen:

I was at home yesterday.
I talked to my sister this morning.
They were in Egypt in 2015.

Slide 10 - Slide

How was your weekend? 
What did you do? 
Example: I watched a movie on Saturday.


Write down two sentences in
the past simple

Slide 11 - Slide

Present perfect
Een actie uit het verleden , waar je nu  nog steeds iets iets van merkt

Voorbeeld: Ik ben mijn sleutel verloren waardoor;
 ik nu niet naar binnen kan.

I lost/have lost my key, so I can’t open the door

Slide 12 - Slide

Hoe maak je de Present perfect?
Have of has + voltooid deelwoord
Positive: I/ we/you/ they + have + voltooid deelwoord
                   he/she/it + has + voltooid deelwoord

Negative: I/ we/you/ they + haven't + voltooid deelwoord
                   he/she/it + hasn't +voltooid deelwoord

Questions: Have + I/ we/you/ they + voltooid deelwoord
                   Has + he/she/it +  voltooid deelwoord

Slide 13 - Slide

Wanner gebruik je de present perfect ? 
De present perfect kan je herkennen door signaal woorden in de zin te vinden. 

I have lived there since 2007 
For, Yet, Never, Ever, Just, Already, Since

Slide 14 - Slide

Signaalwoorden





FYNE JAS

For, Yet, Never, Ever, Just, Already, Since



Slide 15 - Slide

Which tense is this sentence?
My cat died last week.
A
past simple
B
present perfect

Slide 16 - Quiz

Which tense is this sentence?

Lucy lived in London.
A
Past simple
B
Present perfect

Slide 17 - Quiz

She has just finished her second cookbook.
A
past simple
B
present perfect

Slide 18 - Quiz

Do exercise 4
Go to page 15
Do exercise 4a  & 4c

Slide 19 - Slide

Zelfstandig werken
5,6,7,9

Slide 20 - Slide

Do exercise: 3,4,5,6&7
pp. 15-18

Slide 21 - Slide