Samenvatting OT -1

 Afronden, Procenten en Gemiddeld
1 / 30
next
Slide 1: Slide
ECONOMIE LEERJAAR 2 (AVONDMAVO)Secondary Education

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

 Afronden, Procenten en Gemiddeld

Slide 1 - Slide

Afronden (oefentoets)

Slide 2 - Slide

Afronden

Slide 3 - Slide

Opgave 21a
Opgave 21 

Slide 4 - Slide

Opgave 21 b
Opgave 21b

Slide 5 - Slide

Opgave 22a
Opgave 22a

Slide 6 - Slide

Opgave 22b
Opgave 22b

Slide 7 - Slide

Opgave 24
Opgave 24 (antwoord)

Slide 8 - Slide

Opgave 27 a t/m c
27a.€4.972,50/2500=1,989=1,99
27b. €4500/483= 9,316=9,32
27.C €45,35X 9,5M€430,825=430,83

Slide 9 - Slide

Opgave 27 d t/m f
27d.  €24,62/100=€0,2462
          €0,2462x525=€ 129,255
          Afronden= € 129,26
27e.   €7,45/0,5 kg= €14,90 
           €14,90x 125kg=€1862,50       
27f.  €7,34 x 12,6m=€ 92,484 
         Afronden= € 92,48

Slide 10 - Slide

Oefensom
Hoe moet je 12,39462 afronden op 3 decimalen?




12,39462 

Slide 11 - Slide

Oefensom
Hoe moet je 12,39462 afronden op 3 decimalen?




12,394 6

Slide 12 - Slide

Oefensom (eindantwoord)
Hoe moet je 12,39462 afronden op 3 decimalen?




12,395

Slide 13 - Slide

1.5 Procenten

Slide 14 - Slide

Afronden op 3 decimalen


A. 12,33492
B. 9,123454
C. 16,44492
D. 89,33321
E.100,99922
Antwoord afronden op 3 decimalen


A. 12,335
B. 9,123
C. 16,445
D. 89,333
E. 100,999

Slide 15 - Slide

Bereken:


a. 15 % van € 850 
b. 10% van € 3.000
c. 65% van € 1.450
d. 4% van € 4.000.000
e. 20% van € 500.000



Bereken (antwoord):


a. € 127,50
b. € 300
c. € 942,50
d. € 160.000
e. € 100.000


Slide 16 - Slide

Bereken:

f. 1% van € 500 
g. 0,1 % van € 500
h. 0,5% van € 500  
i.150% van € 500  
j. 500% van € 500
Bereken (Antwoord):

f. € 5
g. € 0,50
h. € 2,50
i. € 750
j. € 2.500

Slide 17 - Slide

Opgave 40 
Antwoord 40

Slide 18 - Slide

Opgave 41
Antwoord 41

Slide 19 - Slide

Opgave 42
Antwoord 42

Slide 20 - Slide

Opgave 43
Antwoord 43

Slide 21 - Slide

Opgave 50 t/m 52
50. 1 800 / 100% x 12 = 216


51. Stap 1:100% -65% jongens = 35% meisjes
      Stap 2: 840/100% x 35%= 24

52. 1840/100% = 18,4
        18,4 X 16,25% = 299

Slide 22 - Slide

Opgave 53 t/m 55
53. 100% - 47 % = 57% bleven thuis
         12 500 / 100 x 57% = 7 125

54. 100% - 25% = 75% 
        349,50 / 100 x 75%= 262,125 = 262,13
                              of 
         349,50/100 x 25% = 87.375 = 87,375
         349,50 - 87,375 = 262,125 = 262,13

55. 100% - 40% = 60%
        45/100 x 60% = 27
                          of 
         45/100 x 40= 18
         45 - 18 = 27

Slide 23 - Slide

Opgave 56 t/m 58
56. 2 577/100 x 2% = € 51,44

57. 100% - 27,6% = 72,4%
      € 2 200/ 100 x 72,4% = € 1 592,80

                       of
      € 2 200/100% x 27,6% = 607,20
      € 2 200 - €607,20 = € 1 592,80

58. 10 stuks x € 56= € 560
        100% - 5% =95%
        €560/100 x €95= € 532

                    of 
         10 stuks x € 56= € 560
         € 560/100 x 5%= €28
         560- 28%= € 532

Slide 24 - Slide

Gemiddeld

Slide 25 - Slide

Gemiddelde
(....+....+....+....+....+....)/aantal cijfers
= gemiddelde

dus  het gemiddelde van 2, 4 , 6 en 8 is:

(2+4+6+8)/aantal cijfers = gemiddelde
20/4 = 5




Slide 26 - Slide

Wat is het gemiddelde?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 27 - Quiz

Jenny kreeg de volgende cijfers voor Nederlands.
Wat is haar rapportcijfer? Afgerond op een geheel getal.

Slide 28 - Open question


Slide 29 - Open question

GOOD LUCK!!

Slide 30 - Slide