De voornaamwoorden

De voornaamwoorden
Je kunt ...
1- verklaren waar de term 'voornaamwoord' vandaan komt.
2- aanduiden naar welk naamwoord een voornaamwoord verwijst.
3- persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden in een tekst herkennen, aanduiden en benoemen.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

De voornaamwoorden
Je kunt ...
1- verklaren waar de term 'voornaamwoord' vandaan komt.
2- aanduiden naar welk naamwoord een voornaamwoord verwijst.
3- persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden in een tekst herkennen, aanduiden en benoemen.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Welke titel past?
A
De bronzen beker
B
Het statige standbeeld
C
Het geheim der gladiatoren
D
Het gouden paard

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Welke woordsoort uit de titels geeft jou het meeste informatie over het album?
A
het adjectief
B
het lidwoord
C
het werkwoord
D
het zelfstandig naamwoord

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn de zelfstandige naamwoorden?
In die tijd hadden de Romeinen heel Gallië onderworpen, doch regelmatig kwamen er nog Gallische stammen in opstand tegen het gezag van Rome. 
Lambik, een van de oproerlingen, wordt  op zekere dag verrast door een afdeling Romeinse soldaten op inspectietocht.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

BESLUIT
Zelfstandige naamwoorden kunnen soortnamen zijn (zonder hoofdletter) of eigennamen (met hoofdletter).

Slide 6 - Slide

This item has no instructions


Slide 7 - Open question

Over wie gaan de vetgedrukte woorden? Lambik
Woorden zoals 'hem', 'hij', 'ik', 'wij', 'ons' zijn voornaamwoorden. Maar wat doen die woorden?
A
Ze vervangen een zelfstandig naamwoord.
B
Ze vervangen een lidwoord.
C
Ze vervangen een werkwoord.
D
Ze vervangen een bijvoeglijk naamwoord.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

De badkamer
Al jaren moet je elke ochtend ontzettend lang wachten voor de badkamer vrij is: je ouders en je broers of zussen zijn je altijd voor. Tegen de tijd dat het aan jou is, heb je niet veel tijd meer om jezelf te verzorgen voordat je naar school moet vertrekken. Verschrikkelijk. 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Na veel gezeur wordt er eindelijk naar jou geluisterd: er komt een tweede badkamer! De vraag is alleen: wanneer? De loodgieter heeft het veel te druk en in jouw gezin is er ook niet echt een handige Harry aanwezig. Op een avond bel je naar je neef Steve: die studeert een praktische richting op de vakschool en zal je zeker kunnen helpen.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Steve verwijst je door naar een reeks video's waarmee je kan leren hoe je zélf je badkamer installeert. Je wil beginnen met het installeren van een toilet. Als dat maar goedkomt ...

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Video

This item has no instructions

Welke tekstsoort is dit?
A
narratieve tekst
B
opiniërende tekst
C
informatieve tekst
D
prescriptieve tekst

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

Naar welke naamwoorden verwijzen deze uitspraken uit het filmpje? 
Lees onderstaande zinnen. Welke woorden verwijzen naar 'de inbouwmodule'.


Roger heeft ze al uitgepakt (haar verpakking laat hij voorlopig op de grond liggen). Hij schroeft ze stevig vast. Ze moet loodrecht staan. Daarna werkt hij al haar aansluitingen nog netjes weg.


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

VOORNAAMWOORDEN
Vaak is het niet nodig om zelfstandige naamwoorden telkens te herhalen: wanneer het voor iedereen duidelijk is waarover er gesproken wordt, verwijzen we naar de naamwoorden met voornaamwoorden. Die komen dan in de plaats van ('voor') het naamwoord. Daar komt ook de naam vandaan.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions