Klas 2A week 22 grammatica

Klas 2A - week 22 - grammatica
Even checken: tio-tekst 8, 9, 10 afgelopen maandag afgerond? Fijn!

Deze les gaan jullie verder met grammatica (zinsdeelzinnen).

Aan het eind van deze les heb je opdracht 3 en 4 (NN, p. 149) gemaakt. Op het einde van de LessonUp vind je een quiz. Vergeet deze niet in te vullen, dit is de enige manier waarop ik op dit moment kan controleren of je het begrepen hebt.

Aan het eind van vandaag controleer ik of iedereen alle slides weer heeft doorlopen.

Succes!



1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Klas 2A - week 22 - grammatica
Even checken: tio-tekst 8, 9, 10 afgelopen maandag afgerond? Fijn!

Deze les gaan jullie verder met grammatica (zinsdeelzinnen).

Aan het eind van deze les heb je opdracht 3 en 4 (NN, p. 149) gemaakt. Op het einde van de LessonUp vind je een quiz. Vergeet deze niet in te vullen, dit is de enige manier waarop ik op dit moment kan controleren of je het begrepen hebt.

Aan het eind van vandaag controleer ik of iedereen alle slides weer heeft doorlopen.

Succes!



Slide 1 - Tekstslide

Zinsdeelzinnen: weet je het nog?
Bijzinnen kunnen  de functies van zinsdelen overnemen. Je noemt dat zinsdeelzinnen. 

Voorbeeld: 
Wie een vakantie naar Spanje heeft geboekt, zit in onzekerheid.
Wie t/m geboekt = onderwerp(szin) 

Meer uitleg nodig, kijk dan (nog) eens het filmpje op de volgende slide.


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Maak nu opdr. 3 en 4 (p. 149)
Tip: gebruik voor opdracht 3.2 het internet om de betekenissen van de spreekwoorden te achterhalen.

De antwoorden vind je op de volgende slide.
timer
15:00

Slide 4 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 3 (p. 149)
1
a Wie in een glazen huis woont = ow-zin
b Als het kalf verdronken is = bwb-zin
c Wat in het vat zit = ow-zin
d voordat de beer geschoten is = bwb-zin
e Wat men in dronkenschap doet = lv-zin
f Zoals de ouden zongen = bwb-zin

Slide 5 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 3 (p. 149)
2
a Wie zelf schuldig is, moet zorgen dat hij niet opvalt. Wie zelf niet onschuldig is, moet geen beschuldigingen jegens anderen uiten
b Pas als het te laat is, neemt men maatregelen.
c Iets wat goed is en goed bewaard wordt, verliest zijn waarde niet. Iets wat jou beloofd is, zal degene die het beloofd heeft, moeten nakomen (je houdt er recht op).
d Je moet geen dingen toezeggen (beloven) die nog niet van jou zijn. Je moet geen geld uitgeven, voordat je het hebt verdiend.
e Men is ook verantwoordelijk voor daden (= domme dingen) die men in dronkenschap heeft begaan.
f Het voorbeeld van volwassenen wordt door hun kinderen gevolgd.


Slide 6 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 4 (p. 149)
1 Aan wie met zijn tip zorgt voor de oplossing van de moordzaak = mv-zin
2 Wat Jos op het gymnasium al van plan was = nw.deel-zin
3 over waar we vanavond gaan eten = vv-zin
4 Dat de processierups niet tijdig bestreden is = ow-zin
5 wat ze het liefst zouden willen = nw.deel-zin
6 of jullie het leuk zullen hebben in ons huisje op Texel = vv-zin

Slide 7 - Tekstslide

Er volgt nu een quiz. Kies steeds het juiste antwoord. 

Er zijn 10 vragen.

Slide 8 - Tekstslide

1.Wie zich opgegeven heeft, wordt zaterdag ook verwacht.


Bovenstaande zin bevat een:

A
O-zin
B
BWB-zin
C
LV-zin
D
MV-zin

Slide 9 - Quizvraag

2.Wie niet op komt dagen, moet ik helaas een onvoldoende geven.

Bovenstaande zin bevat een:
A
O-zin
B
BWB-zin
C
LV-zin
D
MV-zin

Slide 10 - Quizvraag

3.Ik kan niet geloven, dat Edwin en Jolien uit elkaar zijn.

Bovenstaande zin bevat een:
A
O-zin
B
BWB-zin
C
LV-zin
D
MV-zin

Slide 11 - Quizvraag

4. Eindelijk is hij geworden, wie hij altijd al wilde zijn.

Bovenstaande zin bevat een:
A
O-zin
B
ND-zin
C
LV-zin
D
VV-zin

Slide 12 - Quizvraag

5. Toen er nog geen computers en tablets waren, leerde iedereen uit boeken.

Bovenstaande zin bevat een:
A
O-zin
B
BWB-zin
C
LV-zin
D
VV-zin

Slide 13 - Quizvraag

6. Wat hij zegt, is niet te bewijzen.

Bovenstaande zin bevat een:
A
O-zin
B
BWB-zin
C
LV-zin
D
VV-zin

Slide 14 - Quizvraag

7. Zij begrijpt niet hoe ze breuken moet vermenigvuldigen.


Bovenstaande zin bevat een:
A
O-zin
B
BWB-zin
C
LV-zin
D
VV-zin

Slide 15 - Quizvraag

8. Mijn broer moet hard leren als hij voor scheikunde een voldoende wil halen.


Bovenstaande zin bevat een:
A
O-zin
B
BWB-zin
C
LV-zin
D
VV-zin

Slide 16 - Quizvraag

9. Zij doet of ze de baas is.


Bovenstaande zin bevat een:
A
O-zin
B
BWB-zin
C
LV-zin
D
VV-zin

Slide 17 - Quizvraag

10. Maak nu zelf een samengestelde zin met daarin een LV-zin.

Slide 18 - Open vraag

Dit was het einde van de les
Je weet nu wat zinsdeelzinnen zijn. 
Je kunt zinsdeelzinnen herkennen en benoemen.

Volgende week gaan we verder met taalkundig ontleden (woordsoort benoemen). Ruim je grammaticaschrift dus nog niet op ;).


Fijn (lang) weekend!


Slide 19 - Tekstslide