2.1 Geld telt

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 3

H2 Thuis in geldzaken

2.1 Geld telt

Geld als ruilmiddel:

We lezen de tekst op bladzijde 25, en maken vervolgens opdracht 2 van de introductievragen. 

Vraag 2:

• A. Er wordt een brood geruild tegen geld. 
  
• B. Het werken in de bakkerij wordt geruild tegen geld.
• C. Sander krijgt eerst geld in ruil voor zijn werk en daarna een brood in ruil voor zijn geld.  

Arbeidsverdeling:

We lezen de tekst op bladzijde 25, en maken vervolgens opdracht 3 van de introductievragen. 

Vraag 3:

• A.   Bijv. de leverancier van grondstoffen wil niet betaald worden in producten van de bakkerij, omdat hij die dan moet zien te verkopen. 
  
• B. De leverancier levert de grondstoffen en de bakker bakt het brood en verkoopt het brood. 

Rekenen en sparen:

We lezen de tekst op bladzijde 25, en maken vervolgens opdracht 4 van de introductievragen. 

Vraag 4:

• A. Bijv. hij kan zijn eigen prijzen afstemmen op de prijzen van de supermarkt. 
• B. Bijv. je kunt broodproducten niet lang bewaren. 
• C. Spaarmiddel.

Chartaal en giraal:

We lezen de tekst op bladzijde 25, en maken vervolgens opdracht 5 van de introductievragen. 

Vraag 5:

• A. Met een acceptgiro
• B. Bijv. het is niet handig om elke maand met een groot bedrag aan contant geld naar de woningcoöperatie in Amsteldijk te gaan. 

Maken / Huiswerk voor de volgende les:

Maken opdracht 6 t/m 11 op bladzijde 26 en 27.