Hoofdstuk 9

sociale veranderingen in het verhoudingsvraagstuk
§9
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

sociale veranderingen in het verhoudingsvraagstuk
§9

Slide 1 - Tekstslide

Komende weken
Vandaag H9
Morgen H10  (uitloop 9)
Volgende week H3 +4 (herhaling)

Slide 2 - Tekstslide

Wat valt je op?

Slide 3 - Tekstslide

Wat valt je op?

Slide 4 - Woordweb

Opvallend
De drie rijkste mensen ter wereld hebben meer geld dan de 48 armste landen bij elkaar…

20% v/d wereldbevolking leeft onder de armoedegrens. (armoedegrens Wereldbank = 1,25 dollar p.d.)

Slide 5 - Tekstslide

Het is niet verkeerd dat er ongelijkheid in de wereld is.
A
Eens
B
oneens

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Video

sociale ongelijkheid
 Verschillen hebben consequenties voor iemand maatschappelijke positie    

Voorbeelden:
    - Mannen krijgen over het algemeen meer betaald dan vrouwen

    - Voor ouderen is het vaak moeilijker om een baan te  vinden dan voor jongeren

Slide 8 - Tekstslide

sociale ongelijkheid
    1. Verschillen tussen mensen kunnen aangeboren en niet-aangeboren  zijn

    2. Verschillen hebben consequenties voor iemands maatschappelijke positie   

    3. Verschillen leiden tot:
        - Ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken
        - Ongelijke waardering
        - Ongelijke behandeling

Slide 9 - Tekstslide

Socialisatie
Het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groep(en) en de samenleving waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en andere vormen van omgaan met anderen
Niet aangeboren verschillen ontstaan door socialisatie in gezin, kerk, media, school etc.

Slide 10 - Tekstslide

sociale ongelijkheid
is relatief
sociale ongelijkheid is relatief omdat in verschillende samenlevingen verschillen anders gewaardeerd worden.
bijv het hoe gaan culturen om met het verschil man/ vrouw
ongelijke verdeling van bezit

schaarse maar wel gewaardeerde zaken:
Kennis, inkomen, vermogen
ongelijke verdeling van status

fysieke middelen bijv. wapens
groep waar je toe behoort of de grootte van je groep
ongelijke verdeling van macht

expertise (verstand van zaken)
leeftijd of geslacht, geld, succes etc.
ongelijkheid wordt gemaakt op drie terreinen
ongelijkheid bepaald de kansen die je krijgt van de  samenleving

Slide 11 - Tekstslide

Mensen met een Nederlands klinkende naam worden sneller aangenomen dan mensen met een niet-Nederlandse naam.
Dit is ongelijkheid op het gebied van:
A
Macht
B
Bezit
C
Status

Slide 12 - Quizvraag

De ene student doet met gemak universiteit. De ander haalt met heel veel moeite een mbo-opleiding.
Dit is ongelijkheid op het gebied van:
A
Macht
B
Bezit
C
Status

Slide 13 - Quizvraag

de maatschappelijke ladder
                  onderklasse
          arbeidersklasse
professionele middenklasse
  ondernemersklasse
    kapitaal     bezitters
bovenlaag: rijken en topbestuurders
ondernemersklasse van kleine en middelgrote bedrijven
professionele middenklass van hoogopgeleiden
werknemers of arbeidersklasse
onderklasse
Het bij elkaar plaatsen van mensen in een laag noemen we sociale stratificatie
mensen in de onderklasse hebben minder kansen dan anderen. De kans op sociale uitsluiting is hier groter. Zij kunenn niet meekomen met de levensstandaard van de rest van de Nederlanders.

Slide 14 - Tekstslide

1
2
3
4
5
Vuilnisman
Tandarts
Docent
Verpleegster
Stratenmaker

Slide 15 - Sleepvraag

Slide 16 - Video

        sociale mobiliteit
in hoeverre is het mogelijk om op de maatschappelijke ladder te dalen of te stijgen?
positietoewijzing: maatschappelijke oorzaken bepalen de maatschappelijke positie van een groep of een individu.

positieverwerving: groepen of individuen verkrijgen een maatschappelijke positie door eigen bijdrage

Slide 17 - Tekstslide

Wanneer iemand makkelijk kan klimmen op de maatschappelijke ladder noemen we dat...
A
Sociale stratificatie
B
Sociale uitsluiting
C
Sociaal kapitaal
D
Sociale mobiliteit

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor sociale posities?
A
Sociale stratificatie
B
Sociale lagen
C
Sociale mobiliteit
D
Sociale ongelijkheid

Slide 19 - Quizvraag

Sociale mobiliteit betekent:
A
Je kunt klimmen op de maatschappelijke ladder
B
Macht, kennis en geld zijn niet gelijk verdeeld over de samenleving.
C
Alle maatschappelijke posities van hoog naar laag
D
Je kunt bewegen, zoals dansen, waardoor je een betere positie hebt.

Slide 20 - Quizvraag

Gesloten en open samenleving
Gesloten samenleving
Een maatschappij waarin mensen nauwelijks of geen kansen hebben om te stijgen op de maatschappelijke ladder.

Open samenleving
Een maatschappij waarin mensen kansen hebben om te stijgen op de maatschappelijke ladder.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Duidt dit fragment meer op een open of een gesloten samenleving?
open samenleving
gesloten samenleving

Slide 23 - Poll

Wat speelt in het onderwijs meer mee, positietoewijzing of positieverwerving?
positietoewijzing
positieverwerving

Slide 24 - Poll

Een vrouw wordt in één klap rijk door een erfenis van een opa.
A
Positieverwerving
B
Positietoewijzing

Slide 25 - Quizvraag

Een advocate pleegde fraude en kreeg direct ontslag.
A
Positieverwerving
B
Positietoewijzing

Slide 26 - Quizvraag

Een moeder die stopt met werken wordt al snel gezien als 'soft'.
A
Positieverwerving
B
Positietoewijzing

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Video

Nederland is een verzorgingsstaat 
Land waarin de overheid voor iedere burger regelt:
- onderwijs
- gezondheidszorg
- sociale zekerheid (minimaal inkomen)
- huisvesting 

Solidariteit: iedereen draagt bij op basis van inkomen

Slide 29 - Tekstslide

Wat is een verzorgingsstaat?
Een land waar:

A
mensen bijna nooit een uitkering krijgen.
B
de overheid burgers helpt als dat nodig is.
C
de overheid mensen niet helpt.
D
mensen de overheid moeten helpen.

Slide 30 - Quizvraag

Is het begrip verzorgingsstaat duidelijk?
ja
nee

Slide 31 - Poll

Slide 32 - Video