Les 5: Een web van woorden

Oefening, p. 33
  • Een team van de KULeuven onderzocht meer dan 45 000 woorden in een onderzoek naar woordassociaties. 
  • Je krijgt zo meteen een aantal woorden uit het onderzoek te zien. Je noteert het woord waar je meteen aan denkt. M.a.w.: welk woord associeer jij met de woorden die je zo meteen te zien krijgt?
  • Vervolgens noteer je op p. 33 bij oefening 2 welk woord het meest gekozen wordt door de klas
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefening, p. 33
  • Een team van de KULeuven onderzocht meer dan 45 000 woorden in een onderzoek naar woordassociaties. 
  • Je krijgt zo meteen een aantal woorden uit het onderzoek te zien. Je noteert het woord waar je meteen aan denkt. M.a.w.: welk woord associeer jij met de woorden die je zo meteen te zien krijgt?
  • Vervolgens noteer je op p. 33 bij oefening 2 welk woord het meest gekozen wordt door de klas

Slide 1 - Tekstslide

zoet

Slide 2 - Woordweb

rood

Slide 3 - Woordweb

film

Slide 4 - Woordweb

krant

Slide 5 - Woordweb

appel

Slide 6 - Woordweb

bier

Slide 7 - Woordweb

Oefening 4, p. 34
Lees de tekst op p. 34 in je cursus en bespreek de volgende vragen mondeling:
  • Hoe ontstaat een netwerk van associaties?
  • Wie is er inderdaad maar 3 handdrukken van een BV verwijderd?
  • Welke typische woorden vervullen de functie van hub?
  • Hoe verliep het onderzoek en hoe werden de resultaten verwerkt?
  • Waarom zijn vroeg geleerde woorden belangrijk in de uitbouw van een mentaal lexicon?

Slide 8 - Tekstslide

Een belangrijke associatie bij het woord rood is...
A
Efteling
B
bloed
C
appel

Slide 9 - Quizvraag

Waarom kun je een woordennetwerk vergelijken met economie?
A
De opbouw van woorden kun je vergelijken met de flow van geld
B
Als je een woord eerst aanleert, komt dat steeds centraler te staan, net zoals mensen met geld meer geld aantrekken
C
Doordat een woord steeds centraler komt te staan en vaker gebruikt wordt, valt daar geld mee te verdienen

Slide 10 - Quizvraag

Oefening 6b, p. 35
Je ziet een opsomming van een aantal woorden en een tabel. Plaats de woorden op de juiste plaats in de tabel volgens hun betekenis. Let op: 1 vakje blijft leeg. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Groene kader p. 36
  • Mentaal lexicon: een netwerk van woordassociaties opgebouwd rond hubs
  • Netwerk ontstaat o.b.v. relaties: synoniemen, antoniemen, homoniemen, polysemie
  • Je hebt binnen je netwerk hoofd- en subcategorieën

Slide 13 - Tekstslide

Geef twee betekenissen van 'licht'

Slide 14 - Open vraag

Geef twee betekenissen van 'arm'

Slide 15 - Open vraag

Geef twee betekenissen van 'pad'

Slide 16 - Open vraag