5.2 Rekenen aan massapercentage, ppm en ppb




5.2 Rekenen aan kleine deeltjes
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les




5.2 Rekenen aan kleine deeltjes

Slide 1 - Tekstslide

Doelen van vandaag

Je kan rekenen aan volume- en massaprocent.
Je weet wat mol is en kan rekenen met de                molaire massa.
Je kan rekenen van mol -> gram en gram -> mol.

Slide 2 - Tekstslide

Massa procent
Massa% (massaprocent)
is het % van de totale massa
Procenten:



procent=(Totaal)(Deel)100procent

Slide 3 - Tekstslide

Volumeprocent en massaprocent


Volume opgeloste stof                           Massa opgeloste stof
--------------------------  x 100%           ------------------------ x 100%
     Volume mengsel                                        Massa mengsel

Slide 4 - Tekstslide

Hoeveel massaprocent zuurstof bevat zwavelzuur H2SO4? (heel getal)

Slide 5 - Open vraag

Bereken het massapercentage stikstof in ammoniumnitraat
A
22,22%
B
17,50%
C
35,01%
D
44,44%

Slide 6 - Quizvraag

ppm
  • bij kleinere hoeveelheden, krijg je (te) kleine antwoorden als je rekent met %. Daarom gebruiken we ook ppm en ppb. 
  • ppm betekent "parts per million"= deeltjes per miljoen


  • gebruik dezelfde eenheden in de breuk!
ppm=geheeldeel106

Slide 7 - Tekstslide

ppb

  • ppb betekent "parts per billion"= deeltjes per miljard


  • gebruik dezelfde eenheden in de breuk!
ppb=geheeldeel109

Slide 8 - Tekstslide

%, ppm, ppb

...%= deel/geheel * 102
...ppm= deel/geheel * 106
...ppb= deel/geheel * 109

Slide 9 - Tekstslide

In 1,0 kilogram spinazie zit 0,068 gram caroteen.
Wat is het massa-ppm caroteen in spinazie?
A
0,68 ppm
B
680 ppm
C
68 ppm
D
6,8 ppm

Slide 10 - Quizvraag

Begrippen van hoeveelheid
  • Dozijn 
  • Gros 
  • Duo

Een dozijn eiereren, kippen, olifanten of wat dan ook, het is altijd een vaste hoeveelheid.

Slide 11 - Tekstslide

Begrippen van hoeveelheid

  • De mol is ook zo'n vaste hoeveelheid.
  • 1 mol = 6,02*1023 (moleculen) = Constante van Avogadro (NA)

Dus 1 mol water bestaat uit evenveel
moleculen als 1 mol goud!



Slide 12 - Tekstslide

Moleculen of mol afwegen?!

  • Elk atoom heeft een eigen massa = atoommassa
  • Elk molecuul heeft dus ook een eigen massa = molecuulmassa
  • Molecuulmassa reken je uit door atoommassa's bij elkaar op te tellen.

Slide 13 - Tekstslide

Massa afwegen in u?!
  • De molecuulmassa druk je uit in u (1 u = 1,66*10-27 kg)
  • Niet echt handig rekenen...
  • Dus gebruiken we de mol!
  • Maar hoe dan?!


Slide 14 - Tekstslide

Molaire massa
  • De molecuulmassa druk je uit in u (1 u = 1,66*10-27 kg)
  • De molaire massa (M) druk je uit in gram per mol (g mol-1)
  • Molecuulmassa en molaire massa zijn gelijk, maar met een andere eenheid. (Dankzij Avogadro)
  • Molecuulmassa H2O = 18,016 u
  • Molaire massa H2O = 18,016 g mol-1  of 18,016 g/mol


Slide 15 - Tekstslide

Van gram naar mol rekenen
Onthoud van gram naar mol gedeeld door de molaire massa(M) en van mol naar gram maal (keer) de molaire massa (M).

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld 
Bereken hoeveel mol overeenkomt met 25 gram water.

Antwoord
Molaire massa H2O = 18,015 g/mol
aantal mol = massa / molaire massa (M)
aantal mol = 25 g / 18,015 g/mol = 1,4 mol


Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld 
Bereken hoeveel gram overeenkomt met 0,32 mol stikstof.
Antwoord
Molaire massa N2 = 14,01 x 2=28,02 g/mol
massa = aantal mol x M
n = 0,32 mol x 28,02 g/mol = 9,0 g


Slide 18 - Tekstslide

Hoeveel mol komt overeen met 120 gram ijzer?
A
4,30 mol
B
2,155 mol
C
2,15 mol
D
6,70*10^2 mol

Slide 19 - Quizvraag

Aan de slag
Maak opdracht 14, 15, 16 en    19 t/m 24.
Gebruik je rekenmachine en periodiek systeem
Geniet!

Slide 20 - Tekstslide