interpunctie

Interpunctie
Hoofdletter
punt
vraagteken
uitroepteken
komma
puntkomma
dubbele punt
aanhalingstekens
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Interpunctie
Hoofdletter
punt
vraagteken
uitroepteken
komma
puntkomma
dubbele punt
aanhalingstekens

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer zet je een hoofdletter?
  • Aan het begin van een zin.
  • Bij een (aardrijkskundige) naam, een titel (van film, boek, enz) en officiële feestdagen (Koningsdag, Kerstmis).
  • Het tussenvoegsel bij namen krijgt een hoofdletter als daar de naam begint: Dat is mevrouw Van Heumen / Dat is Annie van Heumen; Ik krijg Duits van meneer Ter Velde, Henk ter Velde.
  • Bij afleidingen van aardrijkskundige namen gebruik je ook de hoofdletter: Ik hou van Franse kaas en Zeeuws suikerbrood.
  • De titel van een film of boek krijgt alleen een hoofdletter als eerste letter.
  • Ik heb net Allemaal willen we de hemel gelezen.
  • Om aan te geven hoe lang die titel dan doorloopt, kun je de titel ook tussen aanhalingstekens zetten: Ik heb net "Allemaal willen we de hemel" gelezen.

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer zet je een punt?
  • In een zin doe je één mededeling over een onderwerp. Het is behoorlijk koud vandaag. Morgen ga ik met de bus naar school. Even bellen of Alexia dan meegaat.
  • Je kunt twee zinnen samenvoegen door een verband aan te brengen. Het is behoorlijk koud vandaag, daarom ga ik morgen met de bus. Het is behoorlijk koud vandaag en morgen ga ik met de bus. Het is behoorlijk koud vandaag, dus ik ga morgen met de bus.
  • Je ziet tegenwoordig best vaak zinnen die beginnen met zo’n voegwoord. Dat is in formele taal niet de bedoeling: een voegwoord gebruik je om (samen) te voegen.
    *NIET DOEN DUS: Het is behoorlijk koud vandaag. Daarom ga ik morgen met de bus.*

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer zet je een vraagteken?
Ook met een vraagteken kun je een zin afsluiten. 
De zin is dan een zin in de vraagzinvolgorde (persoonsvorm als eerste woord of met vraagwoord):
Heb jij wel genoeg gegeten?
Waarom hou ik toch zoveel van friet?

Of jij wilt dat de zin als vraag opgevat (en voorgelezen) wordt:
Dus jij wilt beroemd worden?
Je meent dit serieus?

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer zet je een uitroepteken?
Pas op met uitroeptekens! Ze kunnen namelijk heel onsympathiek overkomen. Daarnaast geef je eigenlijk met een uitroepteken aan dat je denkt dat je zin zonder uitroeptekens niet duidelijk genoeg is. 
Gebruik een uitroepteken dus alleen:
  • Als je wilt aangeven dat de zin geroepen moet worden bij het voorlezen: Het was doodstil. Ik zag helemaal niks. "Hé!" Ik schrok me helemaal kapot en werd verblind door een felle lamp.
  • Als overduidelijk is dat je een compliment geeft: Echt mooi!
  • Als je zin zonder uitroepteken echt niet kloppend te maken is.
    En verder wil ik hier niks meer over horen!

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer zet je een komma? (1)
Als je een pauze hoort (of wilt laten horen).
Om te laten zien wat in een lange zin wel of niet bij elkaar hoort.
Een komma is écht een leesteken. Bij het lezen wil je op deze plaats een kleine pauze, omdat van die pauze de zin duidelijker wordt. Een pauze op een andere plaats kan een zin zelfs van betekenis laten veranderen:

Annet liet zich na een test door een docent, inschrijven voor een andere opleiding.
Annet liet zich na een test, door een docent inschrijven voor een andere opleiding.
Dat is een ouderwets gezellig centrum. (Het kan supermodern zijn, maar de sfeer is ouderwets gezellig)
Dat is een ouderwets, gezellig centrum. Het centrum zelf is nu ouderwets.

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer zet je een komma? (2)
Enkele afspraken: Je zet een komma
  • om een bijstelling: Shania, de dochter van Kelly, wordt al behoorlijk groot.
  • na ‘éénwoordjes’: Jammer, ik had best meer gelust. Kees, hoe laat is het? Kortom, eten, NU!
  • in een opsomming, een rijtje: Ik hou van KFC, McDonalds, Burger King én La Place.
  • voor een voegwoord: Het is behoorlijk koud vandaag, daarom ga ik morgen met de bus. Bij ‘en’ en ‘of’ als laatste deel van een opsomming schrijf je geen komma (zie het vorige voorbeeld).
  • tussen twee persoonsvormen: Als ik naar huis ga, rijd ik door het centrum.
  • tussen twee werkwoorden die niet in hetzelfde gezegde staan: Toen ze binnen waren gekomen, liet ik me languit vallen.
    Maar in dit laatste geval mag je de komma ook weglaten.

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer zet je GEEN komma? (3)
Je zet GEEN komma
  • voor de voegwoorden EN en OF, die vervangen vaak de komma, ze zorgen ervoor dat je die pauze al neemt. 

Wil je echt een pauze, dan mág de komma wel.

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer zet je een dubbele punt?
  • Je plaatst een dubbele punt voor een citaat. De dokter zei: “Ik word niet goed.” 

  •  Je plaatst een dubbele punt na een signaalwoord. Mijn conclusie: de mobiel moet in de kluis.
  • Je plaatst een dubbele punt voor een opsomming.  Fred heeft veel huisdieren: honden, katten en konijnen.


Slide 9 - Tekstslide

De    wethouder    zei    dat    plan    voer    ik    niet    meer    uit    dat    zal    mijn    opvolger    moeten    doen
.
:
,
'
'

Slide 10 - Sleepvraag

als   ik   mijn   huiswerk   af   heb     zei     guus    kom   ik   nog   even   wat   chillen 
.
:
,
'
'
hoofdletter
hoofdletter
,
'

Slide 11 - Sleepvraag