V4 §6.3 Soorten in hun omgeving

§6.3
Deze les leer je over
  •  de abiotische en biotische factoren die de populatie grootte bepalen
  • de tolerantie grenzen van een soort
  • de habitat van een soort
  • de niche van een soort.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

§6.3
Deze les leer je over
  •  de abiotische en biotische factoren die de populatie grootte bepalen
  • de tolerantie grenzen van een soort
  • de habitat van een soort
  • de niche van een soort.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Factoren die de populatie grootte beïnvloeden kun je verdelen in twee groepen:
Abiotische factoren
zijn factoren uit de levenloze natuurlijke omgeving.

Temp, licht, O2, neerslag, wind, mineralen

Biotische factoren
zijn factoren veroorzaakt door de levende natuurlijke omgeving.

Voedsel, concurrentie, vijanden, bomen voor nesten.


Slide 3 - Tekstslide

voorbeelden

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Bij de abiotische factoren kennen we een tolerantie gebied. Binnen dat gebied is leven mogelijk, daarboven en daaronder niet. (tolertantiegrenzen)  Er is ook een optimum. Daar zal de soort/het organisme zich het beste voelen en de meeste energie en kansen hebben om zich voort te planten
Bijvoorbeeld Temperatuur
- onder de 17 oC sterven deze organismen.
- boven de 32 oC sterven ze.
- bij het optimum 25 oC hebben ze de meeste kansen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide


Op de X-as van deze grafiek wordt de vochtigheid van de grond weergeven. Op de Y-as zie je de overlevingskansen van  de verschillende planten soorten a, b, c en d
Welke van de uitspraken is niet waar.
A
Binnen de tolerantie grenzen van c komen soort d en b ook voor.
B
Soort b heeft een grotere tolerantiegrens en is daarom beter bestand tegen schommelingen
C
Soort a en c komen niet naast elkaar voor in een gebied.
D
Bij de optimum waarde van a kunnen soorten b, c en d niet overleven.

Slide 8 - Quizvraag

 abiotische en biotische factoren
 (abiotische) factoren => optimum, minimum en maximum 
   => bepaalde soorten vindt je meestal op een bepaald soort plek in een ecosysteem.
Deze plaats/plek noem je habitat. (huis)
De meeste pissebedden vind je op donkere vochtige plekken waar wat rottende plantenresten liggen.

Aligators vind je vlak bij het water of in het water.


Slide 9 - Tekstslide

  • habitat is de levensomgeving van plant /schimmel /dier/bacterie. De plaats waar het leven zich voor het grootste gedeelte afspeelt.
  • planten standplaats ipv habitat.
Let op, met plaats bedoelen we niet de exacte locatie (in Diever tegenover de kerk), maar de plek in een ecosysteem waar je een organisme normaal gesproken kunt vinden.

Slide 10 - Tekstslide

Soorten leven samen in een ecosysteem.  Soorten kunnen (gedeeltelijk) dezelfde habitat hebben. Dit kan omdat ze een verschillende rol of functie hebben
De rol of functie noem je de niche van een soort.


niche : interactie van de soort met het ecosysteem.

voorbeeld, de rol van een boomsoort is het geven beschutting, nestgelegenheid, schaduw en voedselbron zijn.
Heel simpel gezegd is habitat het adres en niche het beroep.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Door verschillen in niche kunnen verschillende soorten samenleven in dezelfde habitat.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video


Slide 15 - Open vraag

Vragen?

Slide 16 - Tekstslide