BLOK 3 oefenen voor PV en wwg

oefenen PV en WWG

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

oefenen PV en WWG

Slide 1 - Tekstslide

Welke 3 manieren zijn er om de persoonsvorm (PV) te vinden in een zin?

Slide 2 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm (PV)
Ik haal een broodje bij de bakker.

Slide 3 - Open vraag

Wat is de pv?
Ik ga een broodje bij de bakker halen.

Slide 4 - Open vraag

Wat is de pv?
Ik heb een broodje bij de bakker gehaald.

Slide 5 - Open vraag

Wat is de pv?
Ik zou een broodje willen halen bij de bakker.

Slide 6 - Open vraag

Wat is de pv?
De roosterwijzigingen zijn doorgeven.

Slide 7 - Open vraag

Wat is de pv?
Mijn oma was in het ziekenhuis opgenomen.

Slide 8 - Open vraag

Wat is de pv?
Ik maak een toets.

Slide 9 - Open vraag

Wat is de pv?
Ik heb de toets gemaakt.

Slide 10 - Open vraag

Wat is de pv?
Ik wil de toets goed maken.

Slide 11 - Open vraag

Wat is de pv?
Vind jij dit een lastige opdracht?

Slide 12 - Open vraag

Hoeveel werkwoorden staan er minimaal in een goede Nederlandse zin?
A
1
B
3
C
2
D
geen

Slide 13 - Quizvraag

Als er één werkwoord in een zin staat is dat altijd ...
A
het hele werkwoord
B
het werkwoord
C
de persoonsvorm
D
het voltooid deelwoord

Slide 14 - Quizvraag

Wat betekent het werkwoordelijk gezegde (WWG) in een zin?

Slide 15 - Open vraag

Wat is het WWG?
Mijn vader moet eerst nog sporten.

Slide 16 - Open vraag

Wat is het WWG?
De kat heeft drie muizen gevangen.

Slide 17 - Open vraag

Wat is het WWG?
Mijn moeder kocht een nieuwe telefoon.

Slide 18 - Open vraag

Wat is het WWG?
Mijn moeder heeft een nieuwe telefoon gekocht.

Slide 19 - Open vraag

Wat is het WWG?
Jij moet je boek nog kaften.

Slide 20 - Open vraag

Wat is het WWG?
Ik heb mijn boek gekaft.

Slide 21 - Open vraag

Wat is het WWG?
Ik wil mijn boek vanavond gaan kaften.

Slide 22 - Open vraag

Het werkwoordelijk gezegde van de volgende zin is?

Evelien was gisteren te laat op school gekomen.
A
was gekomen
B
Evelien was gekomen
C
te laat gekomen
D
was te laat

Slide 23 - Quizvraag

Het werkwoordelijk gezegde van de volgende zin is?

Daarom is ze vanmorgen maar wat vroeger van huis vertrokken.
A
is vroeger vertrokken
B
ze is vertrokken
C
is van huis vertrokken
D
is vertrokken

Slide 24 - Quizvraag

Het werkwoordelijk gezegde van de volgende zin is?

Door de harde wind moest ze wel hard trappen.
A
moest hard trappen
B
moest trappen
C
ze moest hard trappen
D
ze moest trappen

Slide 25 - Quizvraag

Het werkwoordelijk gezegde van de volgende zin is?

Door alle stress heeft ze haar agenda thuis laten liggen.
A
laten liggen
B
thuis laten liggen
C
heeft laten liggen
D
ze heeft laten liggen

Slide 26 - Quizvraag

Het werkwoordelijk gezegde van de volgende zin is?

Hopelijk krijgt ze niet op haar kop.
A
krijgt ze
B
krijgt niet
C
krijgt
D
krijgt niet op haar kop

Slide 27 - Quizvraag

Bedenk een zin met 1 werkwoord.

Slide 28 - Open vraag

Bedenk een zin met 2 werkwoorden.

Slide 29 - Open vraag

Bedenk een zin met 3 werkwoorden of meer.

Slide 30 - Open vraag

Als je nu een SO zou krijgen over het WWG, welk cijfer denk je dan dat je zou halen?

Slide 31 - Open vraag

Heb je nog andere vragen of extra uitleg nodig?

Slide 32 - Open vraag