3.7 grammatica les 1 + 2 week 49

3.7 grammatica les 1 week 49
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3.7 grammatica les 1 week 49

Slide 1 - Tekstslide

Even terughalen
De voorzitter protesteerde luid en duidelijk want hij tolereerde geen enkele vorm van discriminatie. 

Schrijf op: wg + o + lv + mv + bwb 
Zet ook strepen tussen de zinsdelen (ook de dubbele na de eerste zin)

Slide 2 - Tekstslide

wg = protesteerde + tolereerde 
o= de voorzitter + hij
lv= geen enkele vorm van discriminatie
mv= x
bwb = luid en duidelijk
/ De voorzitter / protesteerde / luid en duidelijk // want / hij / tolereerde / geen enkele vorm van discriminatie. /

Slide 3 - Tekstslide

Zinsontleding
1. persoonsvorm
2. zinsdeelstrepen zetten
3.werkwoordelijk gezegde (incl. persoonsvorm)
4. onderwerp
5. lijdend voorwerp
6. meewerkend voorwerp
7. bijwoordelijke bepaling

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen van vandaag
-ik kan het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord gebruiken
-ik kan telwoorden gebruiken 
= woordsoorten

Slide 5 - Tekstslide

Weet je een voorbeeld van een bezittelijk en persoonlijk voornaamwoord?

Slide 6 - Woordweb

persoonlijk voornaamwoord (psv) = staat vaak in plaats van een zelfstandig naamwoord - geeft een persoon aan
vb= Ik heb haar een cadeau gegeven

bezittelijk voornaamwoord (bzv) = geeft aan van wie iets is - staat altijd voor een zelfstandig naamwoord
vb = mijn boek, haar etui

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Telwoorden (tw)
Hoofdtelwoord (htw) = hoeveelheid = twee, 2023, veel, alle, vijftien, weinig

Rangtelwoord (rtw) = rangorde = eerste, tweede, laatste, 19e, middelste, meeste 

Slide 9 - Tekstslide

Klassikaal opdracht 1 blz. 67
-lidwoord (lw)
-bijvoeglijk naamwoord (bn)
-zelfstandig naamwoord (zn)
-werkwoord (ww)
-voorzetsel (vz)
-voegwoord (vw)
-telwoord (tw)
-persoonlijk voornaamwoord (psv)
-bezittelijk voornaamwoord (bzv)

Slide 10 - Tekstslide

Noem twee dingen die je geleerd hebt vandaag.

Slide 11 - Woordweb

Benoem één vraag die je de volgende les beantwoord wilt hebben.

Slide 12 - Woordweb

3.7 grammatica les 2 week 49

Slide 13 - Tekstslide

'Ik heb haar mijn boek gegeven.'
Wat is het bzv?

Slide 14 - Open vraag

'Ik heb haar mijn boek gegeven.'
Wat is het psv?

Slide 15 - Open vraag

Wat zijn de volgende woorden:
eerste, veel, weinig, drie, zevenhonderd
A
voegwoorden
B
zelfstandige naamwoorden
C
telwoorden
D
voorzetsels

Slide 16 - Quizvraag

Lesdoelen
- ik ken het verschil tussen het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord 

Slide 17 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord

Wanneer een werkwoord in een zin de handeling aangeeft, dan is dat werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

Het zelfstandig werkwoord is het belangrijkste werkwoord. 

Er staat altijd maar één zelfstandig werkwoord in een zin. (Vaak is het 't laatste werkwoord van de zin).


Slide 18 - Tekstslide

Hulpwerkwoord (HWW)
Een hulpwerkwoord is het hulpje van het zelfstandig werkwoord. 
Er kan altijd maar één zelfstandig werkwoord in een zin staan, maar
er mogen meerdere hulpwerkwoorden in een zin staan. 



Voorbeeld 1





Mijn zus wil graag leren tuinieren. 
Ik had gisteravond mijn huiswerk moeten maken. 

Slide 19 - Tekstslide

hulpwerkwoord of zelfstandig werkwoord?
Soms zie je niet meteen of een werkwoord een zww of een hww is. Doe dan het volgende:
1. Onderstreep de persoonsvorm
2. Laat de persoonsvorm weg.
3. Maak een zin met de werkwoorden die over zijn.
4. Ga door tot je één werkwoord over hebt: dit is het zelfstandig werkwoord (zww).

Slide 20 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik word bekeken
bekeken = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 21 - Quizvraag

zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gefietst
gefietst = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 22 - Quizvraag

Zelf oefenen:
zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?
Ik heb gegeten
heb = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 23 - Quizvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Kan
je
niet
beter
uitkijken!

Slide 24 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij 
heeft
weer
niet
geluisterd.

Slide 25 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Morgen
wordt
het
feest
gevierd.

Slide 26 - Sleepvraag

Wat is het zelfstandig werkwoord in de zin:
"Ik ga heel erg mijn best doen."
A
ga
B
mijn best
C
erg
D
doen

Slide 27 - Quizvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Zij
laten
hun
auto
morgen
repareren. 

Slide 28 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Haar
broers
zitten
me
altijd
te 
treiteren. 

Slide 29 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Max
zou
dat
gedaan
kunnen
hebben.

Slide 30 - Sleepvraag

Wat is het zelfstandige werkwoord in de zin:
Ik had mijn telefoon vandaag mee naar school moeten nemen.

Slide 31 - Open vraag

Klassikaal opdracht 9 zin a en b


Slide 32 - Tekstslide

Noem twee dingen die je geleerd hebt vandaag.

Slide 33 - Woordweb

Benoem één vraag die je de volgende les beantwoord wilt hebben.

Slide 34 - Woordweb