Daan koopt een spel voor Tom.
Wat is: de persoonsvorm (vraagzin maken), het onderwerp (wie+persoonsvorm), het gezegde (alle ww in de zin) en
het lijdend voorwerp (wie/wat + wwgez + ow)?
om het meewerkend voorwerp te vinden: aan/voor wie + gezegde + onderwerp (+ lijdend voorwerp)?