VWO 5 Hormonen hoofdstuk 12

H12 Hormonen
Endocrien klieren: geven producten af aan inwendig milieu 
                 -> bloed/weefselvloeistof/cellen/lymfe
Exocriene klieren: geven producten af aan uitwendig milieu 
                 -> huid/maag/darm
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H12 Hormonen
Endocrien klieren: geven producten af aan inwendig milieu 
                 -> bloed/weefselvloeistof/cellen/lymfe
Exocriene klieren: geven producten af aan uitwendig milieu 
                 -> huid/maag/darm

Slide 1 - Tekstslide

Welke klieren zijn endocrien?
Er kunnen meerdere antwoorden mogelijk zijn.
A
Maagwandkliertjes
B
Speekselkliertjes
C
Hypofyse
D
Bijnier

Slide 2 - Quizvraag

Noem een endocrien en een exocrien product van de eierstokken.
Noteer je antwoord als volgt:
endocrien:
exocrien:

Slide 3 - Open vraag

Zet je endocriene hormoonklieren bij het juiste nummer.
Thymus
Bijnier
Teelbal
Epifyse
Hypofyse
Eierstok
Schildklier
Alvleesklier

Slide 4 - Sleepvraag

In binasfiguur 89A vind je welke
hormonen worden gemaakt door
hormoonklieren. Welk hormoon
maakt de bijnier?

Slide 5 - Open vraag

Peptide v.s. steroïde hormonen
  • Peptidehormoon (insuline/LH/FSH): gemaakt van aminozuren
    -> bindt receptoren in celmembraan

  • Steroïdehormoon (testosteron/oestrogeen/progesteron): gemaakt uit cholesterol
    -> via diffusie door celmembraan -> in grondplasma binding aan receptor

  • Tyrosinehormonen: van één aminozuur afgeleid
    -> adrenaline (werkt als peptidehormoon)
    -> schildklierhormoon (werkt als steroïde hormoon) 

Slide 6 - Tekstslide

Van welke hormonen liggen de receptoren en het grondplasma?
A
insuline en oxytocine
B
ADH en EPO
C
cortisol en testosteron
D
FSH en LH

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het doelwitorgaan van adrenaline?
A
Lever
B
Skeletspieren
C
Hart en bloedvaten
D
Ogen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het doelwitorgaan van LH en FSH?
A
Eileider
B
Eierstok
C
Teelballen
D
Baarmoeder

Slide 9 - Quizvraag

Releasing hormonen (RH's) v.s. inhibiting hormonen (IH's)
  • Hypothalamus:
    -> Stimuleert (RH's) of remt (IH's) de aanmaak van hormonen door hypofyse voorkwab (adenohypofyse)
    -> Maakt ADH en oxytocine (afgifte via
    hypofyse achterkwab (neurohypofyse)
  • Hypofyse:
    -> Voorkwab maakt veel hormonen
    -> Afgifte van hormonen aan het bloed 

Slide 10 - Tekstslide

Onder stressomstandigheden geeft de hypothalamus CRH af, welk hormoon wordt dan gemaakt door de hypofyse? Gebruik binas 89A.
A
GH
B
TSH
C
ADH
D
ACTH

Slide 11 - Quizvraag

Calciumhuishouding
Norm Ca2+: 2,10-2,55 mmol/L
Belangrijk voor: bloedstolling/spiersamentrekking/
impulsgeleiding zenuw/ signaalstof in de cel
  • Te hoog? Schildklier: calcitonine (CT)
    -> opname in botten en uitscheiden via nier
  • Te laag? Bijschildklier: parathormoon (PTH)
    -> afgifte uit botten en resorptie uit nier
    -> vitamine D stimuleert opname door darm

Slide 12 - Tekstslide

Calcitonine
Parathormoon
Verhoogt calciumconcentratie
Remt botafbraak
Schildklier
Bijschildklier
Verlaagt calciumconcentratie
Stimuleert botafbraak

Slide 13 - Sleepvraag

Osteoclast v.s. osteoblast
  • Osteoblast: opbouwen botweefsel
  • Osteoclast: afbreken botweefsel
  • Osteoporose:  te weinig calcium in bot
    -> bot wordt broos

Oestrogeen en testosteron: 
-> remmen botafbraak

Slide 14 - Tekstslide

Als een botcel omringd wordt door andere botcellen, dan noem je deze botcel een:
A
Osteoblast
B
Osteoclast
C
Osteocyt
D
Osteoplast

Slide 15 - Quizvraag

Glucose v.s. glycogeen
Alvleesklier (eilandjes van Langerhans):
  • Alfa-cellen: glucagon
    -> vrijmaken van glucose uit glycogeen

  • Bèta-cellen: insuline
    -> opslag van glucose als glycogeen

    Halve kilo glycogeen in lever + spieren

Slide 16 - Tekstslide

Een patiënt met diabetes type 1 heeft zoete plas. Waardoor komt dit?
A
Teveel glucagon
B
Teveel insuline
C
Te weinig glucagon
D
Te weinig insuline

Slide 17 - Quizvraag

Schildklierhormoon
Schildklier maakt:
-> T4=thyroxine (voorloper hormoon)
-> T3=actief
T4 wordt in levercellen omgezet in T3

Toename stofwisseling
Toename verbranding in mitochondriën

Slide 18 - Tekstslide

Wat gebeurt er als de schildklier te traag werkt?
A
Je komt aan
B
Je valt af
C
De schildklier vergroot
D
De schildklier verkleint

Slide 19 - Quizvraag

Waar wordt TRH gemaakt?
A
Hypothalamus
B
Hypofyse voorkwab
C
Hypofyse achterkwab
D
Schildklier

Slide 20 - Quizvraag

Wanneer wordt TRH afgegeven door de hypothalamus? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
A
Kou
B
Psychische belasting
C
Fysieke belasting
D
Honger

Slide 21 - Quizvraag

Ik heb veel geleerd van deze presentatie!
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Slide 23 - Video