systeem aarde: klimaatfactoren

klimaatfactoren bepalen welk klimaat overheerst in een gebied
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

klimaatfactoren bepalen welk klimaat overheerst in een gebied

Slide 1 - Tekstslide

Binnen een landschapszone komen verschillende klimaten voor

Slide 2 - Tekstslide

Er zijn 5 klimaatfactoren die klimaat het bepalen
  1. De geografische breedteligging
  2. Land-zeeverdeling
  3. Hoogteligging
  4. ligging van gebergten
  5. Invloed van zeeën en oceanen

Slide 3 - Tekstslide

geografische breedteligging
Algemene regel:
Hoe verder van de evenaar hoe kouder het is.

Dit komt doordat:
  1. Zonnestralen warmte verliezen naarmate ze langer onderweg zijn.
  2. De zonnestralen op hogere breedte een groter oppervlak moeten verwarmen.

Slide 4 - Tekstslide

Land-zeeverdeling
van invloed op neerslag en temperatuur
Algemene regel:
Wind van zee brengt meer neerslag met zich mee dan wind over land.

Verder van zee zijn de temperatuurverschillen tussen zomer en winter groter dan bij zee.

Slide 5 - Tekstslide

Welke 2 regels gelden ook alweer bij het bepalen van de moessons?

Slide 6 - Open vraag

Moesson

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

Hoogteligging
Algemene regel: Hoe hoger hoe kouder.

Per 1000 meter stijging daalt de temperatuur 6 graden.

(per 100 meter stijging -0,6 graden)

Slide 9 - Tekstslide

Ligging van gebergte
Algemene regel:
Wind van zee neemt waterdamp mee, bij het gebergte stijgt de lucht, koelt af, waterdamp condenseert en dat geeft neerslag.

Slide 10 - Tekstslide

Hoe heet de kant van het gebergte waar de neerslag valt?

Slide 11 - Open vraag

De invloed van zeeën en oceanen
Algemene regels: 
1. Hoe verder van zee, hoe minder neerslag er valt.
2. Wind van zee heeft in de winter een verwarmend effect op het land en in de zomer een verkoelend effect.

3. Warme zeestromen kennen meer verdamping en hebben een verwarmend effect. Koude zeestroom heeft minder verdamping en een verkoelend effect.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Maak opdracht 8 t/m 10

Slide 14 - Tekstslide

Welke factoren bepalen het klimaat?

Slide 15 - Woordweb

Opdracht 8a: zeestromen, de temperatuur van een zeestroom is relatief. Dat betekent vergeleken met het omringende water.

Slide 16 - Tekstslide

opdracht 8b:
Waarom is het verschil tussen de gemiddelde zomer-en wintertemperatuur aan de westkust van Noorwegen kleiner dan in het oosten?

Oorzaak: langs de westkust stroomt een relatief warme golfstroom. Het oosten ligt niet aan zee. 
Gevolg: Deze warme zeestroom heeft een verwarmend effect in de winter. Waardoor temperaturen aan de westkust minder laag zijn in de winter dan in het oosten.

Slide 17 - Tekstslide

opdracht 9: vergelijk W13 met kaart 222/244

Slide 18 - Tekstslide

opdracht 10a:
BW en EH. Welke klimaatfactoren zijn hier bepalend?

Slide 19 - Tekstslide

opdracht 10b
A: BS (Df)
B:Dw (Chinaklimaat)
C: Cw
D: Cf


Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video