H5 Grammatica woordsoorten Lastig te benoemen woorden

Grammatica woordsoorten
H5: lastig te benoemen woorden

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica woordsoorten
H5: lastig te benoemen woorden

Slide 1 - Tekstslide

Ik kan/weet:
- de woordsoort vaststellen van woorden die tot meerdere woordsoorten kunnen behoren: die/dat en wie/wat.

Slide 2 - Tekstslide

Die, dat, wie en wat kunnen tot verschillende woordsoorten behoren:


  • die kan aanwijzend en betrekkelijk voornaamwoord zijn;
  • dat kan aanwijzend en betrekkelijk voornaamwoord zijn én onderschikkend voegwoord;
  • wie kan vragend en betrekkelijk voornaamwoord zijn;
  • wat kan vragend, betrekkelijk en onbepaald voornaamwoord ('iets') zijn, maar ook telwoord.



Slide 3 - Tekstslide

Lastige woorden: die/dat
  • aanwijzend voornaamwoord
   -> je kunt de die/dat vervangen door deze/dit
   -> je kunt het 'aanwijzen'
   -> het staat voor het woord dat het aanwijst

   Je kunt die kastanjes van dat jongetje opeten.

Slide 4 - Tekstslide

Lastige woorden: die/dat
  • betrekkelijk voornaamwoord
   -> je kunt de die/dat  niet vervangen door deze/dit
   -> die/dat verwijst naar een antecedent
   -> het staat achter het woord waarnaar het verwijst

  Het jongetje dat daar staat, heeft kastanjes gevonden.

Slide 5 - Tekstslide

Lastige woorden: wie/wat
  • betrekkelijk voornaamwoord
   -> verwijst terug naar een antecedent
   -> het staat achter het woord waarnaar het verwijst

 Je hoeft niet alles wat je leest te onthouden.

Slide 6 - Tekstslide

Lastige woorden: wie/wat
  • vragend voornaamwoord
   -> verwijst niet terug naar een antecedent
  -> het staat aan het begin van een vraagzin of je kunt er een vraagzin van maken

        Ellen weet allang wie ze uit gaat nodigen voor haar feest.
        Wie gaat ze uitnodigen voor haar feest?

Slide 7 - Tekstslide

Lastige woorden: wie/wat
  • telwoord
    -> wat kun je vervangen door 'een beetje'
         In de koelkast ligt wat fruit voor jullie.

  • onbepaald voornaamwoord
   -> wat kun je vervangen door 'iets'
         Nemen jullie morgen allemaal wat mee?

Slide 8 - Tekstslide

Als je die advertentie moet geloven, is de laptop supersnel.
(die)
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord

Slide 9 - Quizvraag

Heb jij al wat voor Fleur gekocht?
(wat)
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord

Slide 10 - Quizvraag

Het telefoonhoesje dat Timon graag wilde hebben, is uitverkocht.
(dat)
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord

Slide 11 - Quizvraag

Weet jij wie er naar het schoolfeest gaan?
(wie)
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord

Slide 12 - Quizvraag

Aan de slag!


Maak de opdrachten van H5: lastig te benoemen woorden (die, dat, wie, wat)

Opdracht 1 t/m 5

Slide 13 - Tekstslide