wk 40: les 2

Dinsdag 29 september - H2c
  • 10 minuten stillezen
  • Herhaling belangrijkste punten uiteenzetting
  • Vervolg werkwoordspelling
  • Aan de slag!

timer
10:00
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Dinsdag 29 september - H2c
  • 10 minuten stillezen
  • Herhaling belangrijkste punten uiteenzetting
  • Vervolg werkwoordspelling
  • Aan de slag!

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les heb je...
...de regels van werkwoordspelling herhaald.

Slide 2 - Tekstslide

Deze les ga je...
...de belangrijkste zaken voor de uiteenzetting herhalen.
...de regels voor werkwoordspelling nog een keer herhalen.

Slide 3 - Tekstslide

Uiteenzetting
  • Tekstdoel: informeren
  • Tekststructuur (hangt af van je onderwerp)
  • Objectief (dus GEEN eigen mening)
  • Hoofdgedachte = een hele zin
  • (deel)onderwerp = één of enkele woorden
  • Bronverwijzing: met voetnoot óf in de lopende tekst tussen haakjes
  • Informatie uit bronnen in EIGEN WOORDEN zetten. Bronnen zijn betrouwbaar en recent.
  • Alinea-indeling
  • Overgangszinnen en aankondigende zinnen, signaalwoorden
  • Verwijswoorden ("ze", wie zijn dat dan?)
  • Schrijftaal, GEEN spreektaal

Slide 4 - Tekstslide

Onderwerpen E-toets
  • Muziek luisteren tijdens de les
  • Overgewicht bij jongeren
  • Dyslexie

Zoek hier 3 bronnen bij (geprint meenemen naar de toets!)
Noteer je naam op de bronnen + de volledige link
Tekststructuur?

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling jaar 1 werkwoordspelling
  • Persoonsvorm (tegenwoordige tijd en verleden tijd)
  • Infinitief
  • Voltooid deelwoord
  • Onvoltooid deelwoord
  • (voltooid deelwoord als) bijvoeglijk naamwoord

Slide 6 - Tekstslide

5 werkwoordsvormen: pv
Persoonsvorm (pv) - het enige werkwoord dat van tijd en getal kan veranderen. Als er maar één werkwoord in de zin zit, is dat altijd de persoonsvorm.

Hebben jullie het huiswerk af?
Had jij je huiswerk gemaakt?
Ik geef hem een cadeau.
Wij hebben hem een cadeau gegeven.



Slide 7 - Tekstslide

5 werkwoordsvormen: pv
De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
ik-vorm (+ t)
infinitief (wij-vorm)

"lopen" als trucje invullen

Ik loop - hij loopt
Ik word - hij wordt
Ik beantwoord - hij beantwoordt


Slide 8 - Tekstslide

5 werkwoordsvormen: pv
De persoonsvorm in de verleden tijd (zwakke werkwoorden)

ik-vorm + te(n)
ik-vorm + de(n)

Gisteren rustte ik uit van een voetbaltraining. (ik-vorm + te)
Gisteren beantwoordde ik mijn mail. (ik-vorm + de)

Gebruik bij twijfel 'T eX KoFSCHiP




Slide 9 - Tekstslide

5 werkwoordsvormen: inf
Infinitief (inf) - hele werkwoord. Komt nooit alleen, er staat altijd een persoonsvorm bij.

! Pv gaat boven inf !

Wij lopen naar school.              lopen = pv
Wij gaan naar school lopen.  lopen = inf, gaan = pv

Slide 10 - Tekstslide

5 werkwoordsvormen: vdw
Voltooid deelwoord (vdw) - Komt nooit alleen, staat altijd samen in de zin met een vorm van hebben, zijn of worden (de persoonsvorm).

Hoe weet je of het voltooid deelwoord op een -d of een -t eindigt?
  •     Maak het woord langer in de vertelden tijd
  •     Gebruikt 'T eX KoFSCHiP

Slide 11 - Tekstslide

5 werkwoordsvormen: odw
Onvoltooid deelwoord (odw) - Je bent ergens mee bezig, schrijf altijd infinitief + d.

  •     Huilend rende ze de klas uit.
  •     Lachend rende ze de klas uit.
  •     Niezend rende ze de klas uit.

Slide 12 - Tekstslide

5 werkwoordsvormen: bnw
(voltooid deelwoord als) bijvoeglijk naamwoord (bnw) - Schrijf je zo kort mogelijk. Je maakt eerst het vdw, daarna voeg je (meestal) alleen een -e toe.
De pizza is verbrand.                   De verbrande pizza
Het huiswerk is gemaakt.         Het gemaakte huiswerk

Let op!
De bananen zijn verrot.        De verrotte bananen.
De kinderen zijn gered.        De geredde kinderen.
De weg is verbreed.               De verbrede weg. (zo kort mogelijk)
De foto's zijn vergroot.         De vergrote foto's. (zo kort mogelijk)
De route is gelopen.              De gelopen route. (-n laten staan, want er staat ook een -n in het vdw)



Slide 13 - Tekstslide

Samen oefenen
De (stelen) fietsen werden niet teruggevonden.

Stap 1: persoonsvorm ja/nee?
Stap 2: welke werkwoordsvorm?
Stap 3: pas de juiste regel toe.

Slide 14 - Tekstslide

De (stelen) fietsen werden niet teruggevonden.
Stap 1: pv ja/nee?
Stap 2: welke ww-vorm?
Stap 3: pas de juiste regel toe.

Slide 15 - Open vraag

Samen oefenen
Het huis (branden) vorige week helemaal af.

Stap 1: persoonsvorm ja/nee?
Stap 2: welke werkwoordsvorm?
Stap 3: pas de juiste regel toe.

Slide 16 - Tekstslide

Het huis (branden) vorige week helemaal af.
Stap 1: pv ja/nee?
Stap 2: welke ww-vorm?
Stap 3: pas de juiste regel toe.

Slide 17 - Open vraag

Samen oefenen
Hoeveel uur heb jij afgelopen weekend (netflixen)?

Stap 1: persoonsvorm ja/nee?
Stap 2: welke werkwoordsvorm?
Stap 3: pas de juiste regel toe.

Slide 18 - Tekstslide

Hoeveel uur heb jij afgelopen weekend (netflixen)?
Stap 1: pv ja/nee?
Stap 2: welke ww-vorm?
Stap 3: pas de juiste regel toe.

Slide 19 - Open vraag

Samen oefenen
De kinderen kwamen (gieren) van het lachen de klas binnen.

Stap 1: persoonsvorm ja/nee?
Stap 2: welke werkwoordsvorm?
Stap 3: pas de juiste regel toe.

Slide 20 - Tekstslide

De kinderen kwamen (gieren) van het lachen de klas binnen.
Stap 1: pv ja/nee?
Stap 2: welke ww-vorm?
Stap 3: pas de juiste regel toe.

Slide 21 - Open vraag

Samen oefenen
We willen (schaatsen) op de Vechtse Banen.

Stap 1: persoonsvorm ja/nee?
Stap 2: welke werkwoordsvorm?
Stap 3: pas de juiste regel toe.

Slide 22 - Tekstslide

We willen (schaatsen) op de Vechtse Banen.
Stap 1: pv ja/nee?
Stap 2: welke ww-vorm?
Stap 3: pas de juiste regel toe.

Slide 23 - Open vraag

Aan de slag!
  • Ga terug naar de les van gisteren
  • wk 40: les 1
  • Maak de les verder af: slide 32 t/m 59
  • Klaar? Bronnen zoeken voor je uiteenzetting van vrijdag

Slide 24 - Tekstslide

Einde van deze les

Slide 25 - Tekstslide