18-3 kader fysiek BWB

Doel deze les
Aan het einde van deze les:
  1. Weet je wat het meewerkend voorwerp is
  2. Kun je het meewerkend voorwerp uit de zin halen
  3. Weet je wat bijwoordelijke bepalingen zijn
  4. Kun je de bijwoordelijke bepalingen uit de zin halen 

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Doel deze les
Aan het einde van deze les:
  1. Weet je wat het meewerkend voorwerp is
  2. Kun je het meewerkend voorwerp uit de zin halen
  3. Weet je wat bijwoordelijke bepalingen zijn
  4. Kun je de bijwoordelijke bepalingen uit de zin halen 

Slide 1 - Tekstslide

Zinsdelen benoemen
  1. Persoonsvorm                        (verander de tijd )
  2. Onderwerp                               (wie + pv?  of wat + pv?)
  3. Werkwoordelijk gezegde   (alle werkwoorden in de zin)
  4. Lijdend voorwerp                  (wie + alle benoemde zinsdelen? of wat + alle                                                              benoemde zinsdelen?)
  5. Meewerkend voorwerp      (aan wie + alle benoemde zinsdelen? of voor                                                                wie + alle benoemde zinsdelen?)

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht
Benoem van de zinnen op het werkblad de volgende zinsdelen:
  1. Persoonsvorm                        (verander de tijd )
  2. Onderwerp                               (wie + pv?  of wat + pv?)
  3. Werkwoordelijk gezegde   (alle werkwoorden in de zin)
  4. Lijdend voorwerp                  (wie + alle benoemde zinsdelen? of wat + alle                                                              benoemde zinsdelen?)
  5. Meewerkend voorwerp      (aan wie + alle benoemde zinsdelen? of voor                                                                wie + alle benoemde zinsdelen?)

Slide 3 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
Zinsdelen die overblijven als je het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde, lijdendvoorwerp en meewerkend voorwerp hebt bepaald, zijn bijwoordelijke bepalingen
Let op: een zin kan meerdere bijwoordelijke bepalingen bevatten.

Slide 4 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als: 
- Waar? Sommige vogels nesten in oude gebouwen.                
Wanneer? De toets wiskunde is op donderdag.                        
- Waarheen? Vorige week zijn we naar de film geweest.          
- Waarom? Vanwege een ruzie werd de wedstrijd gestaakt.   

Slide 5 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
De bwb kan antwoord geven op de volgende vragen: 
waar / wanneer / waarvan(daan) / waarheen / waarom / waardoor / waarmee / waarover / hoe / hoe lang.
De vraagwoorden zelf zijn in een zin ook een bwb. 

Slide 6 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat ga je doen?

Maak de opdrachten 1 t/m 5 op blz. 132-133 uit je boek. 

  • laptop: H5 bijwoordelijke bepaling --> startopdracht + 1 t/m 5




Slide 7 - Tekstslide


Bevat deze zin een bijwoordelijke bepaling?
De oppas wachtte op het schoolplein op haar oppaskinderen.
A
Nee, de zin bevat geen bijwoordelijke bepaling.
B
Ja, de zin bevat één bijwoordelijke bepaling.
C
Ja, de zin bevat twee bijwoordelijke bepalingen.

Slide 8 - Quizvraag


De oppas wachtte op het schoolplein op haar oppaskinderen.
Noteer de twee bijwoordelijke bepalingen. 

Slide 9 - Open vraag


De leerlingen hebben grammatica goed begrepen vandaag.
Noteer de twee bijwoordelijke bepalingen. 

Slide 10 - Open vraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak. 
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
Hangjongeren
hebben
de burgemeester
veel problemen
bezorgd
afgelopen zomer.

Slide 11 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De buurman 
wilde
gisteren
het vogelhuisje
in de boom
hangen.

Slide 12 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De oude vrouw 
gaf 
natuurlijk
een fooi
aan de vriendelijke ober.

Slide 13 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend
voorwerp
meewerkend
voorwerp
bijwoordelijke
bepaling
Ze
heeft
 dit jaar
een mooi cadeau 
voor haar vader
gemaakt.

Slide 14 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk
gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Ze
feliciteerde
hem
met zijn verjaardag. 

Slide 15 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De auto van mijn vader
is
afgelopen zomer
helaas
niet
goedkeurd.

Slide 16 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
Morgen
gaat
het kleine meisje
bij haar oma
logeren.

Slide 17 - Sleepvraag