Grasland 27-03-2023

Grasland quiz 30-6-2023
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
VeehouderijMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Grasland quiz 30-6-2023

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?

  • Terugblik vorige les 
  • Onkruidenfolder maken
  • Quiz in LessonUp
  • Zelf een quiz of Kahoot voorbereiden

Slide 2 - Tekstslide

Hoeveel kg drogestof komt er van een normale maaisnede af?

Slide 3 - Open vraag

Op hoeveel cm stel je de grasmaaier af?
A
7 a 8 cm
B
9 a 10 cm
C
4 a 5 cm
D
11 a 12 cm

Slide 4 - Quizvraag

1. Vroeg in het seizoen aan het begin van de stengelvorming bevat het gras ...
2. Tijdens de bloei van het gras bevat het ....
3. Aan het eind van de dag na een zonnige dag bevat het gras....
a. veel suiker
b. veel eiwit
c. veel structuur

Slide 5 - Sleepvraag

In wat voor weide groeien Zuring, Brandnetel en Jacobskruiskruid?
A
slecht grasland
B
goed grasland
C
matig grasland

Slide 6 - Quizvraag

Welke klaver kan ik gebruiken voor het weiden van mijn koeien?
A
Witte klaver
B
Paarse klaver
C
Groene klaver
D
Rode klaver

Slide 7 - Quizvraag

Hoe heten de drie type onderdelen van gras?
Zet op volgorde:
A
1. Aarpluim, 2. Pluim 3. Aar
B
1.Pluim, 2.Aar, 3. Aarpluim
C
1.Aar, 2.Pluim, 3.Aarpluim
D
1.Aar, 2.Aarpluim 3.Pluim

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de veldperiode?
A
De periode dat het gras groeit
B
De periode dat het gras wordt ingekuild
C
De periode dat het gras gemaaid op het land ligt
D
De periode dat het gras wordt gemaaid

Slide 9 - Quizvraag

Met welke term kun je terugzien in de kuilanalyse dat je veel zand in de kuil hebt?
A
VEM (Voeder Eenheid Melk)
B
DS (Droge stof)
C
Voederwaarde
D
Ruw As

Slide 10 - Quizvraag

Welke voedingstof hoort bij de zin: Tijdens de bloei van het gras bevat het ........
A
Veel suiker
B
Veel eiwit
C
Veel stikstof
D
Veel structuur

Slide 11 - Quizvraag

Wat zet melkzuurbacterien om?
A
suikers om in melkzuur
B
melkzuur om in boterzuur
C
Boterzuur om in VEM
D
suikers om in ruw as

Slide 12 - Quizvraag

Welk weidesysteem gebruiken we bij de volgende opmerking? Elke vier dagen krijgen de koeien een nieuw perceel om te weiden.
A
Roterend standweiden (nieuw nederlands weiden)
B
Standweiden
C
Stripweiden
D
omweiden

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel kg droge stof neemt een koe gemiddeld op in de weide per dag? Ga er van uit dat de koe ongeveer 8 uur buiten loopt.
A
20 kg ds
B
15 kg ds
C
3 kg ds
D
8 kg ds

Slide 14 - Quizvraag

Welk begrip hoort niet in bemesting thuis?
A
Stikstof
B
Fosfaat
C
Derogatie
D
Ruw eiwit

Slide 15 - Quizvraag

Inkuilen met een DS% < dan 35% geeft meer kans op?
A
Boterzuur
B
Hoog eiwit
C
Lage NH3-fractie
D
Broei

Slide 16 - Quizvraag

Hoeveel % droge stof moet gras hebben bij inkuilen?
A
25 tot 35 %
B
35 tot 45 %
C
45 tot 55 %
D
55 tot 65 %

Slide 17 - Quizvraag

Hoe kan je aan het gras voelen dat er veel suiker in zit?
A
Het prikt in je handen
B
Het plakt aan je handen
C
Het voelt slap aan
D
Het voelt nat aan

Slide 18 - Quizvraag

Hoe ging de les
0100

Slide 19 - Poll

Tips en tops

Slide 20 - Woordweb

4.2.2 De veldperiode
  • De veldperiode is de tijd dat het gras gemaaid is maar nog op het perceel ligt
  •  veldperiode te lang = kans op droge kuil
  • veld periode te kort = kans op nat product in de kuil
  • Advies is 's ochtends maaien volgende dag gras binnen halen (35 tot 40% DS)

Slide 21 - Tekstslide

Sneller laten drogen: maaien met kneuzer, schudden, temperatuur 
Maaien met kneuzer: gras droogt sneller, suikers komen makkelijker vrij bij het conserveren.
Met regen suikers verdwijnen met regenwater.
Schudden: Door te schudden verdeel je het gras in dunne lagen over het perceel. er is wel een kans op verlies vooral (witte) klaver door schudden naar de bodem zakken.

Slide 22 - Tekstslide

4.2.3 Conservering in het gras
  • Na het inkuilen en tijdens het conserveren  van het gras verandert de samenstelling van het uiteindelijke voer
  • bij het conserveren van de kuil zorgen de melkzuur bacteriën er voor dat het gras in de kuil verzuurt
  • Door de zuurtegraad van de kuil stoppen uiteindelijk alle processen- de kuil is stabiel
  • 2 verschillende fases: de fase met zuurstof en de zuurstofarme fase. In de zuurstof fase kunnen bacteriën in de kuil leven met hulp van de aanwezige zuurstof. Zodra de kuil zuurstofarm is halen de bacteriën die dan nog actief zijn in de kuil hun zuurstof uit verbindingen die in de kuil voorkomen

Slide 23 - Tekstslide

Zuurstof rijke fase
  • De kuil open licht
  • zo kort mogelijk
  • De meeste schimmels, rottingsbacteriën, gisten en colibacteriën leven of kunnen alleen leven in een zuurstofrijke omgeving. Door goed de kuil zuurstofarm te maken, sterven deze organismen af. 
  • Doordat zij gebruik maken van de voedingsstoffen in de kuil, treedt er verlies van voederwaarde (VEM) en eiwit op.

Slide 24 - Tekstslide

Zuurstof arme fase
  • melkzuur bacteriën hebben geen zuurstof nodig. Zij worden actief als de kuil goed afgedicht is. Ze zetten dan de suikers die in de kuil aanwezig zijn om in melkzuur. De PH in de kuil begint daardoor te dalen. Dit proces noemen we fermentatie. 
  • Tegelijk worden ook boterzuur bacteriën actief, zij zetten suikers en melkzuur om in boterzuur. Boterzuur zorgt voor stink kuilen, deze bacteriën wil je dus niet te lang actief hebben
  • Voldoende suikers in de kuil daalt de PH zo ver dat de boterzuur bacteriën niet meer overleven. er wordt alleen nog suiker omgezet in melkzuur.
  • Uiteindelijk wordt de PH zo laag dat ook de melkzuur bacteriën dood gaan in de zure omgeving. Op dat moment stoppen alle biologische processen. De kuil conserveert
  • Een goed geslaagde kuil heeft een frisse zure geur, je ruikt melkzuur.

Slide 25 - Tekstslide

Factoren die het inkuil proces beïnvloeden 
  • Samenstelling van het gras
  • Het aantal micro-organismen in de kuil
  • De temperatuur
  • De bewerking van het product 

Slide 26 - Tekstslide

Samenstelling gras: 
bij de samenstelling van het gras, gaat het om het aandeel droge stof, het suikergehalte en eiwitgehalte.

Droge stof:
De pH van een stabiele kuil is sterk afhankelijk van de droge stof: hoe lager het dsgehalte
op het moment van inkuilen, des te lager moet de uiteindelijke pH worden om
een stabiele kuil te krijgen.Vaak bevat het te natte gras te weinig suikers om dat
moment te bereiken, waardoor boterzuurbacteriën en rottingsbacteriën te lang actief
blijven. In dat geval wordt vaak gebruik gemaakt van toevoegmiddelen. Melasse, een bijproduct uit de suikerindustrie, bevat veel suikers en werkt volgens
hetzelfde principe.

Slide 27 - Tekstslide

Suiker en eiwit gehalte
Als het ingekuilde product te weinig suikers bevat, bijvoorbeeld omdat de veldperiode te lang heeft geduurd of doordat er veel suikers zijn weggespoeld door regen in de veldperiode, dan wordt het voor de melkzuurbacteriën moeilijk de pH laag genoeg te krijgen.
De rottingsbacteriën en de boterzuurbacteriën zullen langer actief blijven en dat zie je terug op je kuiluitslag in de vorm van een hoge ammoniakfractie (eiwitafbraak door rottingsbacteriën) en een hoog gehalte aan boterzuur. Dus aan het melkzuurgehalte, boterzuurgehalte en de NH3 fractie, kun je zien of het inkuilproces goed geslaagd is.

Slide 28 - Tekstslide