In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
hst 3.6 "reactiesnelheid"
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Terugblik paragraaf 3.1 t/m 3.5
Lesdoelen 3.6 Reactiesnelheid
Toepassen theorie en tijd voor vragen
Terugkoppeling leerdoelen
Wat begrijp ik al en waar moet ik nog aan werken?
Blik op de toekomst
Slide 2 - Tekstslide
De meeste verbindingen in aardolie bestaan uit slechts twee elementen. Welke twee elementen zijn dat?
A
koolstof en waterstof
B
stikstof en koolstof
C
zuurstof en koolstof
D
zuurstof en waterstof
Slide 3 - Quizvraag
Aardolie bevat ook stoffen die bij verbranding zure regen veroorzaken. Welk element moet uit aardolie verwijderd worden, om te voorkomen dat de verbranding van aardolie zure regen veroorzaakt?
A
koolstof
B
waterstof
C
zuurstof
D
zwavel
Slide 4 - Quizvraag
Bij de volledige verbranding van een bepaalde hoeveelheid zwavel ontstaat 16 gram zwaveldioxide. De vergelijking van deze verbranding is: S + O2 -> SO2 Hoeveel gram zwavel is verbrand?
A
8 gram
B
16 gram
C
32 gram
D
64 gram
Slide 5 - Quizvraag
In het figuur hiernaast zijn twee branders afgebeeld. Welke brander zal branden met een gele vlam? En van welke brander zal de vlam de meeste warmte afgeven?
A
gele vlam meeste warmte
brander 1 brander 1
B
gele vlam meeste warmte
brander 1 brander 2
C
gele vlam meeste warmte
brander 2 brander 1
D
gele vlam meeste warmte
brander 2 brander 2
Slide 6 - Quizvraag
Rook is een mengsel. Waaruit bestaat rook?
A
vaste deeltjes, fijn verdeeld in een gas
B
vaste deeltjes, fijn verdeeld in een vloeistof
C
vloeistofdruppeltjes, fijn verdeeld in een gas
D
vloeistofdruppeltjes, fijn verdeeld in een vloeistof
Slide 7 - Quizvraag
Welke stoffen ontstaan er bij de volledige verbranding van koolstofdisulfide ( )?
CS2
A
koolstofdioxide en zwaveldioxide
B
waterstof, koolstofdioxide en zwaveldioxide
C
waterstof en zuurstof
D
water en zwaveldioxide
Slide 8 - Quizvraag
Lesdoelen
Aan het eind van de les:
Kun je de factoren benoemen die invloed hebben op de reactiesnelheid.
Kun je de factoren beschrijven die invloed hebben op de reactiesnelheid
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Snelle verbrandingen
Snelle verbrandingen, voorwaarden hiervoor zijn: brandstof en zuurstof kunnen snel genoeg met elkaar in contact komen en de temperatuur is hoog genoeg.
Reactiesnelheid, is de hoeveelheid stof die in een bepaalde tijd reageert of ontstaat.
Explosie, tijdsduur fractie van een seconde.
Slide 11 - Tekstslide
Langzame verbrandingen
Bijv. je lichaam dat energie haalt uit stoffen die in het voedsel aanwezig zijn.
Lichaam heeft geen hoge temperatuur nodig om voedsel te verbranden.
Verbranding zonder vuurverschijnsel
Ander voorbeeld is ijzer dat gaat roesten.
Slide 12 - Tekstslide
Reactiesnelheid
Er zijn verschillende factoren die bepalen hoe snel de reactie verloopt:
De soort stof
De verdelingsgraad
De concentratie
De temperatuur
Een katalysator toevoegen
Slide 13 - Tekstslide
Factoren waar de reactiesnelheid van af hangt.
Soort stof
Reactiesnelheid hangt af van stoffen die met elkaar reageren
Papier brand bijv. snellen als je het in een vlam houdt dan een stuk stevig plastic.
Verdelingsgraad
Door stoffen fijner te verdelen kunnen stoffen met elkaar in contact komen en gaat de reactie sneller.
Zo brandt poedersuiker bijvoorbeeld veel sneller dan een suikerklontje.
Slide 14 - Tekstslide
Factoren waar de reactiesnelheid van af hangt.
Concentratie
Bij een hogere concentratie is de kans groter dat de deeltjes met elkaar botsen en reageren.
Bijv. zuurstof in de lucht is een veel kleinere concentratie dan in een kamer.
Temperatuur
Hoe hoger de temperatuur, hoe groter de reactiesnelheid
Katalysator
Een stof die de reactiesnelheid verhoogt, maar zelf niet verbruikt wordt.
Bijv. Strooizout op je fiets zorgt voor het sneller ontstaan van roest, maar met het zout zelf gebeurt niets.
Slide 15 - Tekstslide
Huiswerk
Afmaken vorige paragraaf
Lees de theorie op blz. 82 t/m 86
Maken opdrachten 57 t/m 69 blz. 85 t/m 88
Maken
Lees de theorie op blz. 88 t/m 91
Maken opdrachten 72 t/m 85 uit je werkboek blz. 90 t/m 94
Slide 16 - Tekstslide
Wat is de invloed van de verdelingsgraad op de reactiesnelheid?