Les grammatica zinsdelen 1.7

Begintaak
Schrijf onderstaande zinnen in je schrift, onderstreep daarna elke PV, zet zinsdeelstrepen tussen de zinsdelen en benoem WG, OW, LV, MV en BWP.
Zet dubbele zinsdeelstrepen tussen de zinnen van een samengestelde zin.
b. De Zweedse  Greta Thunberg gaf de Europese politiek afgelopen winter een stevig advies.
c. In de weken daarvoor had ze een schoolstaking georganiseerd.
d. Zij inspireerde anderen, want in meerdere Europese steden liepen scholieren te demonstreren. 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Begintaak
Schrijf onderstaande zinnen in je schrift, onderstreep daarna elke PV, zet zinsdeelstrepen tussen de zinsdelen en benoem WG, OW, LV, MV en BWP.
Zet dubbele zinsdeelstrepen tussen de zinnen van een samengestelde zin.
b. De Zweedse  Greta Thunberg gaf de Europese politiek afgelopen winter een stevig advies.
c. In de weken daarvoor had ze een schoolstaking georganiseerd.
d. Zij inspireerde anderen, want in meerdere Europese steden liepen scholieren te demonstreren. 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je frist jouw kennis over zinsontleding op: volgorde voor ontleden, PV, WG, OW, LV, MV en BWP.
- Je leert wat een enkelvoudige en samengestelde zin is.
- Je leert wat een hoofdzin en een bijzin is. 

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
- Welkom (5 min)
- Lezen (10 min)
- Terugblik en huiswerk (10 min)
- Uitleg: grammatica (10 min)
- Zelfstandig werken (30 min)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk
Oefenmateriaal

Veel fouten: oefen extra in de online methode! 
Of op Cambiumned.nl!

Slide 5 - Tekstslide

Om je te helpen, is er een schema werkwoordspelling.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Begintaak
Schrijf onderstaande zinnen in je schrift, onderstreep daarna elke PV, zet zinsdeelstrepen tussen de zinsdelen en benoem WG, OW, LV, MV en BWP.
Zet dubbele zinsdeelstrepen tussen de zinnen van een samengestelde zin.
b. De Zweedse  Greta Thunberg gaf de Europese politiek afgelopen winter een stevig advies.
c. In de weken daarvoor had ze een schoolstaking georganiseerd.
d. Zij inspireerde anderen, want in meerdere Europese steden liepen scholieren te demonstreren. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Uitleg hoofd- en bijzinnen
Maak aantekeningen!

Slide 10 - Tekstslide


Enkelvoudige zin = één persoonsvorm

Samengestelde zin = twee of meer persoonsvormen

Slide 11 - Tekstslide

Samengestelde zin
– De gemeenteraad heeft besloten dat de kleine dorpsschool wordt opgeheven als het leerlingenaantal nog verder zal teruglopen.

– De gemeenteraad had besloten dat de kleine dorpsschool werd opgeheven als het leerlingenaantal nog verder zou teruglopen.

Slide 12 - Tekstslide

Welke zinnen zijn samengestelde zinnen? 
A ‘We stonden te juichen met z’n allen.
B Het liefst waren we op de stoelen geklommen, maar daar was het uitreikingsgala iets
te deftig voor.’
C Nathalie van Koot van het Wereld Natuur Fonds (WNF) wordt opnieuw blij als ze erover vertelt.
D Het WNF kreeg samen met de Zuid-Afrikaanse Peace Parks Foundation een dikke veertien miljoen euro van de Nationale Postcode Loterij.
E Van Koot: ‘Nu kunnen we neushoorns gaan inspuiten met gif.’
F ‘Pardon’, zei ze, ‘gif’?

timer
2:00

Slide 13 - Tekstslide

Hoofdzin (HZ) en Bijzin (BZ)
Hoofdzin
Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar; er passen geen andere zinsdelen tussen.
De persoonsvorm staat voor in de zin: als eerste of tweede zinsdeel.
Bijzin
Tussen onderwerp en persoonsvorm kúnnen wel andere zinsdelen staan (bijvoorbeeld het woordje 'niet').
De persoonsvorm staat vaak achter in de zin.


Slide 14 - Tekstslide

Is het onderstreepte gedeelte van de volgende zin een hoofdzin of een bijzin?
Zwitserland ligt in het hart van Europa, maar het wijkt in veel opzichten af van andere Europese landen.
A hoofdzin
B bijzin

Slide 15 - Tekstslide

Een samengestelde zin kan bestaan uit:
- twee of meer samengevoegde hoofdzinnen (HZ+HZ) of (HZ+HZ+HZ);
- een hoofdzin met een of meer bijzinnen erin (BZ+ HZ) of (HZ+BZ;
- een of meer hoofdzinnen met een of meer bijzinnen erin (HZ+BZ+HZ) of (HZ+BZ+BZ) of (BZ+BZ+HZ)

IN EEN SAMENGESTELDE ZIN WORDEN ZINNEN MET VOEGWOORDEN VASTGEPLAKT AAN ELKAAR

Slide 16 - Tekstslide

Voegwoorden
1. Nevenschikkend voegwoord: verbinden twee woorden, woordgroepen of hoofdzinnen. DUS GELIJKE DELEN!
dus, en, maar, of en want
2. Onderschikkend voegwoord: verbind een hoofdzin en een bijzin. DUS ONGELIJKE DELEN!
zoals: aangezien, als, dan, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, omdat, opdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat en zodra. 

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag
Noteer het huiswerk in je PLENDA en ga de opdrachten maken:
TALENT A, 1.7 opdracht 4, 7 , 8a, 10, 13 en 14

Slide 18 - Tekstslide