Taal: de woorden die mensen gebruiken om met elkaar te praten.
Eten: wat mensen graag koken en eten, zoals pizza in Italië of nasi in Indonesië.
Feestdagen: zoals Sinterklaas, Kerstmis of Suikerfeest.
Muziek en dans: de liedjes die mensen zingen of de manier waarop ze dansen.
Kleding: sommige mensen dragen speciale kleren bij een feest of vanwege hun geloof.
Gewoontes: wat mensen normaal vinden om te doen, zoals met mes en vork eten of je schoenen uitdoen als je ergens binnenkomt.