h3 blok 2 Spelling

Leerdoelen Spelling:


-Het meervoud van zelfstandige naamwoorden goed spellen. 
- De apostrof goed gebruiken.
-Verkleinwoorden goed spellen. 
 

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leerdoelen Spelling:


-Het meervoud van zelfstandige naamwoorden goed spellen. 
- De apostrof goed gebruiken.
-Verkleinwoorden goed spellen. 
 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het meervoud van idee?
A
ideeën
B
ideën

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het meervoud van bacterie?
A
bacteriën
B
bacterieën

Slide 3 - Quizvraag

Welke regel kun je bij deze meervoudsvormen gebruiken?

Slide 4 - Open vraag

Wat is het meervoud van havik?
A
haviken
B
havikken

Slide 5 - Quizvraag

Apostrof
Een apostrof heb je soms nodig om uitspraakproblemen te voorkomen, bijvoorbeeld bij sommige meervoudsvormen, bezitsvormen en verkleinwoorden. Je kunt ’m ook gebruiken als je letters weglaat.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Welke woorden zijn juist gespeld?
A
baby's
B
babies
C
autoos
D
auto's

Slide 8 - Quizvraag

Welke woorden zijn juist gespeld?
A
bureaus
B
bureau's
C
coupés
D
coupées

Slide 9 - Quizvraag

Welke woorden zijn juist gespeld?
A
A4'tje
B
A4tje
C
jockey's
D
jockeys

Slide 10 - Quizvraag

Bezitsvorm
In plaats van de boormachine van mijn oom kun je ook zeggen mijn ooms boormachine. De bezitsvorm van een zelfstandig naamwoord maak je meestal door er een -s achter te zetten.

de mountainbike van mijn broer → mijn broers mountainbike
de viool van Okke → Okkes viool
de passer van Farah → Farahs passer
het broodje van Corné → Cornés broodje


Slide 11 - Tekstslide

regels bezitsvorm
Eindigt het zelfstandig naamwoord op een a, i, o, u of y die lang klinkt? Schrijf dan een apostrof voor de s: Mila’s regels, Amy’s roddels.
Eindigt het zelfstandig naamwoord op een sisklank? Schrijf dan alleen een apostrof: Morris’ kaartspel, Patrice’ gereedschap.

Slide 12 - Tekstslide

Welke woorden zijn goed gespeld?
A
Kevins boek
B
Kevin's boek
C
Demi's geschiedenisboek
D
Demis geschiedenisboek

Slide 13 - Quizvraag

Welke woorden zijn juist gespeld?
A
Addy's pen
B
Addys pen
C
Merel's vulpen
D
Merels vulpen

Slide 14 - Quizvraag

Welke woord is juist gespeld?
A
Hans laptop
B
Hans' laptop
C
Hans's laptop

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van poging?

Slide 16 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van wang?

Slide 17 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van video?

Slide 18 - Open vraag

Trema
Het trema (of deelteken) gebruik je als twee klinkers uit verschillende lettergrepen naast elkaar staan die je als één klank zou kunnen uitspreken. Om dat te voorkomen, zet je een trema boven de klinker waarmee de nieuwe lettergreep begint.

VOORBEELD:
naïef, reünie, pinguïn

Slide 19 - Tekstslide

Trema

Gebruik een trema als je een klank in een woord verkeerd zou kunnen uitspreken.
geëist, beïnvloed

Gebruik een trema in samengestelde telwoorden.
tweeënhalf, drieëndertig

Gebruik géén trema, maar een koppelteken in andere samenstellingen.
gala-avond, auto-ongeluk

Gebruik géén trema als je het woord niet verkeerd kunt uitspreken.
commercieel, geobsedeerd
5.
Sommige leenwoorden krijgen géén trema.
opticien, museum

















Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag! Blok 2, Spelling
Check in duo’s

  • Maak zelfstandig opdracht 2 (nog niet op nakijken klikken)
  • Vergelijk jouw antwoord met die van je buurman/vrouw. Probeer er samen uit te komen als jullie antwoorden verschillend zijn. Gebruik hierbij de theorie. Klik nu pas op nakijken.
Maak opdracht 3 t/m 5 op dezelfde wijze.


Slide 21 - Tekstslide