Oefentoets H1 mavo

Tijdens de elektrolyse van water ontstaat waterstof en zuurstof. Geef het reactieschema van deze reactie.
A
water (vloeistof) + waterstof (gas) -> zuurstof (gas)
B
waterstof (gas) + zuurstof (gas) -> water (vloeistof)
C
water (vloeistof) -> waterstof (gas) + zuurstof (gas)
D
water -> waterstof + zuurstof
1 / 40
volgende
Slide 1: Quizvraag
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Tijdens de elektrolyse van water ontstaat waterstof en zuurstof. Geef het reactieschema van deze reactie.
A
water (vloeistof) + waterstof (gas) -> zuurstof (gas)
B
waterstof (gas) + zuurstof (gas) -> water (vloeistof)
C
water (vloeistof) -> waterstof (gas) + zuurstof (gas)
D
water -> waterstof + zuurstof

Slide 1 - Quizvraag

Welk soort mengsel is dit?
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie

Slide 2 - Quizvraag

een zuivere stof heeft een ....
A
smelttraject
B
smeltpunt

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent dit gevarensymbool?
A
giftig
B
licht ontvlambaar
C
corrosief
D
schadelijk

Slide 4 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de opgeloste stof als je het oplosmiddel verdampt?
A
dan blijft de opgeloste stof achter
B
dan verdampt de opgeloste stof mee

Slide 5 - Quizvraag

Iedere stof heeft zijn unieke stofeigenschappen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Welke van de onderstaande stoffen is het meest gebruikte oplosmiddel?
A
Chloor
B
Kwik
C
Water
D
Bloed

Slide 7 - Quizvraag

Hiernaast staan twee fasen van stof Y weergegeven.

Welke fasen worden weergegeven?
A
vast en gas
B
vloeibaar en vast
C
vloeibaar en gas
D
gas en vloeibaar

Slide 8 - Quizvraag

Een blijvende emulsie is een mengsel van..
A
Water en zout
B
water, olie en emulgator
C
Olie en bezine
D
water en olie

Slide 9 - Quizvraag

Hoe heet de fasenovergang van vast naar gas?
A
smelten
B
stollen
C
rijpen
D
sublimeren

Slide 10 - Quizvraag

Welk mengsel?
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
legering

Slide 11 - Quizvraag

tussen welke fasen zit het smeltpunt?
A
van vast naar gas
B
van vast naar vloeibaar
C
van vloeibaar naar vast
D
van vloeibaar naar gas

Slide 12 - Quizvraag

Welk rijtje bevat alleen maar stofeigenschappen?
A
kleur, smaak, lengte
B
gewicht, geur, smeltpunt
C
kleur, geur, kookpunt
D
volume, smaak, oplosbaarheid in water

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent het gevarensymbool op de fles?
A
Giftig
B
Corrosief
C
Explosief
D
Schadelijk

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de betekenis van dit gevarensymbool?
A
explosief
B
licht ontvlambaar
C
brandbevorderend
D
schadelijk

Slide 15 - Quizvraag

Het smelten van ijs is een chemische reactie
A
Ja, ijs heeft andere stofeigenschappen dan water.
B
Nee, ijs en water hebben dezelfde stofeigenschappen.
C
Ja, want ijs moet worden verwarmd om te smelten.
D
Nee, pas als het water verdampt is het een chemische reactie.

Slide 16 - Quizvraag

Welk reactieschema hoort bij de ontleding van vloeibaar aluminiumoxide in aluminium en zuurstof?
A
aluminiumoxide(l) --> aluminium(l) + zuurstof(g)
B
aluminiumoxide(s) --> aluminium(l) + zuurstof(g)
C
aluminium(s) --> aluminiumoxide(l) + zuurstof g)
D
aluminiumoxide(s) --> aluminium(s) + bauxiet(s)

Slide 17 - Quizvraag

In welke fase bewegen de moleculen het snelst?
A
vast
B
gas
C
vloeibaar

Slide 18 - Quizvraag

Mengsel of
zuivere stof?
A
mengsel
B
zuivere stof
C
niet te zeggen

Slide 19 - Quizvraag

Wat is GEEN chemische reactie?
A
Verbranden van papier
B
Glas maken uit zand en soda
C
Het roesten van je fiets
D
Koffiebonen malen

Slide 20 - Quizvraag

Wat zijn de reactieproducten in dit reactieschema?
A
Ijzer en water
B
Ijzer, water en zuurstof
C
Roest
D
Ijzer, water, zuurstof en roest

Slide 21 - Quizvraag

Voorbeeld van een mengsel is:
A
IJzer
B
Brons
C
Goud
D
Zilver

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de betekenis van dit gevarensymbool?
A
explosief
B
schadelijk
C
toxisch (giftig)
D
milieugevaarlijk

Slide 23 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de temperatuur als een zuivere stof van fase verandert?
A
Die verandert ook
B
Die blijft gelijk
C
Die wordt hoger
D
Die wordt lager

Slide 24 - Quizvraag

Waaraan kan je zien dat er een chemische reactie heeft plaatsgevonden?
A
dat de beginstoffen ontstaan
B
dat er reactieproducten zijn verdwenen
C
dat de stofeigenschappen zijn veranderd
D
dat het gaat mengen

Slide 25 - Quizvraag


In dit reactieschema is koperchloride...
A
de beginstof.
B
het reactieproduct.

Slide 26 - Quizvraag

In welk oplosmiddel lost nagellak op?
A
Aceton
B
Alcohol
C
Wasbenzine
D
Water

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de definitie van een mengsel? Een mengsel...
A
bestaat uit een soort moleculen.
B
bestaat uit meerdere soorten moleculen.
C
bestaat uit meerdere moleculen.
D
bestaat uit meerdere soorten atomen

Slide 28 - Quizvraag

Hoe heet de faseovergang van vloeibaar naar gas?
A
stollen
B
verdampen
C
condenseren
D
rijpen

Slide 29 - Quizvraag

wat is een zuivere stof?
A
een stof die bestaat uit maar 1 soort moleculen
B
een stof die bestaat uit meerdere moleculen

Slide 30 - Quizvraag

Voorbeeld(en) van een chemische reactie:
A
Het verdampen van water
B
Het verbranden van hout
C
Het oplossen van zout
D
Het ontleden van suiker

Slide 31 - Quizvraag

Wat voor mengsel is thee?
A
Oplossing
B
Suspensie
C
Emulsie
D
Zuivere stof

Slide 32 - Quizvraag

Een zuivere stof heeft een
A
kookpunt
B
een kooktraject
C
een kooktraject en een kookpunt
D
geen kooktraject of kookpunt

Slide 33 - Quizvraag

Met het deeltjesmodel kun je de faseovergangen verklaren.

Wat is het belangrijkste verschil tussen de moleculen in een vloeistof en in een gas?

A
In een vloeistof hebben de moleculen een vaste plaats.
B
In een vloeistof zitten de moleculen dichter op elkaar
C
In een vloeistof zijn de moleculen groter.
D
In een vloeistof zijn de moleculen kleiner.

Slide 34 - Quizvraag

Hoe stel je een reactieschema op?
A
Beginstoffen voor de pijl, reactieproducten na de pijl
B
Reactieproducten voor de pijl, beginstoffen na de pijl

Slide 35 - Quizvraag

Wat is de formule voor dichtheid?
Is dit een zuivere stof of een mengsel?
A
Mengsel
B
Zuivere stof

Slide 36 - Quizvraag

Wat is het doel van water wanneer je schoonmaakt met zeep?
A
Oplosmiddel
B
Spoelmiddel
C
Emulgator

Slide 37 - Quizvraag

Wat is ook al weer een
chemische reactie?
A
Een omkeerbare verandering van stoffen
B
Een blijvende verandering van stoffen

Slide 38 - Quizvraag

de fase-aanduiding voor "vloeibaar" is
A
(s)
B
(l)
C
(g)
D
(aq)

Slide 39 - Quizvraag

in welke fase zitten de moleculen het dichtst bij elkaar?
A
vloeibaar
B
gas
C
vast

Slide 40 - Quizvraag