23.Stunde 2HV 22/23

  Herzlich Willkommen
1. Dein Handy kommt in die Tasche

2. Setz dich auf deinen Platz                                                  

3. Pak dein Arbeitsbuch
                                                                      
4. Nicht reden
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

  Herzlich Willkommen
1. Dein Handy kommt in die Tasche

2. Setz dich auf deinen Platz                                                  

3. Pak dein Arbeitsbuch
                                                                      
4. Nicht reden

Slide 1 - Tekstslide

Lernen
5 Minuten
Lernen: 
Wörter von Kapitel 3: L1 - L3
 Grammatik :  Naamvallen
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Lernziel 
 Du kennst die Fälle und du kannst die Sätze gliedern

 (Die Lehrerin erzählt der Klasse die Grammtik)

Slide 3 - Tekstslide

Programm

  • Studiewijzer ( op magister)
  • HA-Kontrolle
  •  Grammatik: S. / üben
  • Aufgaben machen
  • einen Brief schreiben
  • HA

Slide 4 - Tekstslide

Toetsen in Periode 2
Week 51: MO's / Buch lesen
Week 4:  HV: SO - K3 - Deel 1( 27/1 vrijdag)
Week 6: Luistertoets ( 10/2)
Week 8: Havo: S0- K3 -Deel 2  VWO: repetitie K3 (24/2)
Week (11/12: Toetsweek): Leestoets 


Slide 5 - Tekstslide

der Zucker
beliebt
die Marmelade
Österreich
die Milch
das Salz
das Mehl
populair
de bloem
beroemd
de jam
de melk
Oostenrijk
het zout
de suiker

Slide 6 - Sleepvraag

beliebt
A
populair
B
beroemd

Slide 7 - Quizvraag

das Mehl
A
de jam
B
de melk
C
de bloem

Slide 8 - Quizvraag

der Pfannkuchen
A
de suiker
B
de pannenkoek

Slide 9 - Quizvraag

die Marmelade
A
de jam
B
de melk
C
de bloem

Slide 10 - Quizvraag

2) Satzanalyse
Wat is een naamval?
Een middel waarmee de grammaticale functie van een bepaald woord in een zin wordt aangegeven. In het Duits staat ieder zinsdeel in een bepaalde naamval. 

Hoe veel naamvallen zijn er in het Duits?


Slide 11 - Tekstslide

Welke zinsdelen(=functies) ken jij in het Nederlands?

Slide 12 - Woordweb

2) Satzanalyse
Zinsdelen:

het onderwerp staat in het Duits altijd in de 1e naamval [Nominativ]
het lijdend voorwerp staat in het Duits altijd in de 4e naamval [Akkusativ]
het meewerkend voorwerp staat in het Duits altijd in de 3e naamval [Dativ]

Zinsontleding:
Je kunt de naamval van een zinsdeel bepalen door de zin te ontleden.

Slide 13 - Tekstslide

Naamvallen
Naamvallen zijn een belangrijk onderdeel van de Duitse grammatica. 
Er zijn vier naamvallen:

  • Het onderwerp staat in de eerste naamval (Nominativ).
  • Het meewerkend voorwerp staat in de derde naamval (Dativ).
  • Het lijdend voorwerp staat in de vierde naamval (Akkusativ).

  • De tweede naamval geeft een bezit aan (Genitiv). 

Slide 14 - Tekstslide

In welke naamval staat het lijdend voorwerp in het Duits?
A
1e naamval [Nominativ]
B
2e naamval [Genitiv]
C
3e naamval [Dativ]
D
4e naamval [Akkusativ]

Slide 15 - Quizvraag

In welke naamval staat het onderwerp in het Duits?
A
1e naamval [Nominativ]
B
2e naamval [Genitiv]
C
3e naamval [Dativ]
D
4e naamval [Akkusativ]

Slide 16 - Quizvraag

In welke naamval staat het meewerkend voorwerp in het Duits?
A
1e naamval [Nominativ]
B
2e naamval [Genitiv]
C
3e naamval [Dativ]
D
4e naamval [Akkusativ]

Slide 17 - Quizvraag

2) Satzanalyse

Slide 18 - Tekstslide

Naamvallen
Ieder zinsdeel staat in een bepaalde naamval. Je kunt de naamval van een zinsdeel bepalen door de zin te ontleden. 

Ontleden door vragen te stellen
  • 1e naamval (onderwerp):
               WIE / WAT + gezegde

  • 3e naamval (meewerkende voorwerp): 
                AAN / VOOR WIE + gezegde + onderwerp
                  

Slide 19 - Tekstslide

Naamvallen
  • 4e naamval (lijdend voorwerp)           
                 WIE / WAT + gezegde + onderwerp
                  

Slide 20 - Tekstslide

Naamvallen


Stappenplan 
  1. Zoek het gezegde                                                    
  2. Zoek het onderwerp (1e nv.)                                
  3. Zoek het lijdend voorwerp (4e nv.)                    
  4. Zoek het meewerkend voorwerp (3e nv.)       
De man geeft de vrouw een kus. 

Slide 21 - Tekstslide

2) Zinsontleding
Lass uns üben ...
(Laten wij oefenen ...)

Übung 1: Kies de juiste onderdelen.
Kijk gerust naar het plaatje. [Stufenplan]

Slide 22 - Tekstslide

Ik heb een taart gekocht.

gezegde?
A
Ik
B
heb ... gekocht
C
een taart

Slide 23 - Quizvraag

Ik heb een taart gekocht.

onderwerp?
A
Ik
B
heb ... gekocht
C
een taart

Slide 24 - Quizvraag

Ik heb een taart gekocht.

lijdend voorwerp?
A
Ik
B
heb ... gekocht
C
een taart

Slide 25 - Quizvraag

Geef het gezegde, het onderwerp en het lijdend voorwerp in onderstaande zin aan. (bijvoorbeeld: gezegde = …. etc.)

Ik heb een taart gekocht.

Slide 26 - Open vraag

Geef het gezegde, het onderwerp en het lijdend voorwerp in onderstaande zin aan.

Essen die Kinder eine Banane?

Slide 27 - Open vraag

3) Zinsontleding

und jetzt mit deutschen Sätzen

Slide 28 - Tekstslide

Bananen und Weintrauben isst mein Bruder gern.

Bananen und Weintrauben?
A
onderwerp [1e naamval]
B
lijdend voorwerp [4e naamval]

Slide 29 - Quizvraag

Hast du schon mal Kaiserschmarren gegessen?

du?
A
onderwerp [1e naamval]
B
lijdend voorwerp [4e naamval]

Slide 30 - Quizvraag

In Deutschland trinken die Menschen viel Kaffee.

die Menschen?
A
onderwerp [1e naamval]
B
lijdend voorwerp [4e naamval]

Slide 31 - Quizvraag

Sascha mag Hamburger mit Pommes frites.

Hamburger mit Pommes frites?
A
onderwerp [1e naamval]
B
lijdend voorwerp [4e naamval]

Slide 32 - Quizvraag

Aufgaben machen

  • Kapitel 3: Worum geht es hier?
  • K3/ L 102: Nr. 8-10
timer
15:00

Slide 33 - Tekstslide

Aufgaben machen

  • Kapitel 3: Worum geht es hier?
  • K3/ L 1: Nr. 1,2,3,4 ( Video)
timer
1:00

Slide 34 - Tekstslide

Brief schreiben
  • Lay-Out
  • Inhalt: 
  1. Du stellst dich vor ( Name ( Nickname)  Alter, Wohnort, Hobby, Schule, Familie)
  2.  Du beschreibst dich ( Wie siehst du aus, welche Kleider trägst du, deine Lieblings....)
  3. Was willst du von der anderen wissen ( stelle Fragen)

Slide 35 - Tekstslide

Comic ( stripverhaal) 
  • Machen: K2/ S. 85/ Nr. 12 ( zu zweit/ 5 min.)
  •  Zu zweit  einen Comic machen von sechs Bildern  über das Thema:                              ( in jedem Bild sind Sprechblasen)
  1.   Umwelt
  2.   Reise/ Urlaub
  3.   Schule
  4.    Fundsachen
timer
1:00

Slide 36 - Tekstslide

HA für Freitag
                             Lernen: K3: L1+ L2  lernen     
                                                + vorbereiten für MO
  + Grammatik

                                  Machen: K3/ L 1: Nr. 1,2,3,5,7 

Slide 37 - Tekstslide

Ich habe meinem Freund eine Zeitschrift gegeben.

Slide 38 - Tekstslide