7.2 Populaties

7.2 Populaties 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

7.2 Populaties 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tolerantie
- habitat -> abiotische factoren -> beperkende factor
- tolerantiegrenzen
- tolerantiegebied
- optimumgrafiek


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tolerantie

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(a)biotische factoren
(a)biotische factoren zijn van invloed op organismen (denk aan natuurlijke selectie!).



Soorten hebben tolerantiegebied en uiteindelijk een tolerantiegrens

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tolerantiegrenzen
Tolerantie = vermogen van een organisme om schommelingen in een abiotische factor te verdragen. 
Tolerantiegrens = de uiterste waarde waarbij individuen van een soort kunnen overleven.

Als de tolerantiegrenzen voor temperatuur van een soort 0 en 30 graden zijn, dan moet hij leven in een gebied waar de temperatuursschommeling niet buiten deze tolerantiegrenzen komen. In een gebied met temperatuursschommelingen tussen de -5 en 25 graden, komt de temperatuur soms onder de tolerantiegrens van 0 graden, waarbij de soort niet zal overleven. Deze soort kan daardoor niet in dit gebied leven.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen leerdoelen  
  • Je kunt beschrijven wat een ecosysteem is en wat de kenmerken ervan zijn.
  • Je kunt biotische en abiotische factoren binnen een ecosysteem benoemen.
  • Je kunt de invloed van de belangrijkste abiotische factoren op organismen beschrijven.
  • Conclusies trekken a.d.h.v. het tolerantiegebied van organismen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen biotische factor die invloed heeft op de reiger?
A
De temperatuur van het water dat koud aanvoelt
B
De vissen die als voedsel dienen
C
De grassen het water schoonmaken
D
De bodemdiertjes die als voedsel voor de vissen dienen

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een biotische factor?
A
Het weer
B
Samenstelling van de bodem/grond
C
Hoeveelheid voedsel
D
Hoeveelheid licht

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De weegbree
De weegbree is een tredplant. Hij komt vooral voor op plaatsen waar wordt gelopen. Daardoor verandert de bodem. De bodem is een abiotische factor, die op zijn beurt bestaat uit andere abiotische factoren.

3a. Noteer drie van deze factoren.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De grote weegbree (Plantago major) kwam oorspronkelijk voor in Europa en Noord- en Centraal-Azië, maar tegenwoordig komt hij over de hele wereld voor. De oorspronkelijke bewoners van Amerika noemen hem ‘het voetspoor van de blanke’.

3b. Welke biotische factor heeft een rol gespeeld bij de verspreiding van de grote weegbree over de aarde?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn tolerantiegrenzen?
A
Een zone waar een organisme kan overleven.
B
De grens waarbij een organisme het best overleefd.
C
Aanpassingen die een soort ondergaat om te kunnnen overleven.
D
Minimum- en maximumgrens van een abiotische factor.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er is een verband tussen de tolerantie en het areaal van een soort.

Bekijk de afbeelding. Welke soort heeft het grootste tolerantiegebied?
A
soort A
B
soort B
C
soort C
D
soort D

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke soort heeft de grootste tolerantie voor watertemperatuur
A
Lemna minor
B
Lemna turionifera
C
Spirodela ployrhiza

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Tolerantie voor zout
In de grafiek in de afbeelding is de dichtheid van drie verschillende algen weergegeven:
in een rivier, in een riviermonding en in zee 

Welke alg heeft de breedste tolerantie voor zout?
 

A
soort I
B
soort II
C
soort III

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tolerantie en de verspreiding van een soort hangen nauw samen.

6a) Welk verband is er tussen de grootte van de tolerantie en de grootte van het verspreidingsgebied van een soort?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen Populaties 
  • Je kunt binnen een ecosysteem vormen van concurrentie en van coöperatie onderscheiden. 
  • Je kunt de dynamiek en het evenwicht in een ecosysteem beschrijven. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen 
Lees basisstof 7.2 Populaties 
 blz 239 en 240

timer
8:00

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Exoten

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exoten voorbeelden

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exoten en Niche
  • wanneer een exoot een nieuwe niche inneemt, is de kans groot, dat de exoot overleeft/uitbreidt
  • wanneer de exoot dezelfde niche inneemt als een inheemse soort treedt concurrentie op, als de exoot wint zal hij zich kunnen handhaven/verspreiden (invasieve exoot) ten koste van de inheemse soort(en)

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Monocultuur 
Gebruik bestrijdingsmiddel?
Invloed biodiversiteit?

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Monocultuur
  • Grote akker met 1 soort gewas
  • Makkelijk zaaien en oogsten
  • Chemische bestrijding
  • Bemesting
  • Ecologische of biologische landbouw
  • Klonen (ongeslachtelijke voortplanting) of plant-veredeling
  • Weefselkweek

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




In welk gebied is de biodiversiteit het hoogst?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • bepalen het verspreidingsgebied van soorten
  • hangt samen met biodiversiteit en tolerantie van organismen

Slide 26 - Tekstslide

elke soort heeft een eigen verspreidingsgebied

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen Populaties 
  • Je kunt binnen een ecosysteem vormen van concurrentie en van coöperatie onderscheiden. 
  • Je kunt de dynamiek en het evenwicht in een ecosysteem beschrijven. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken opdracht 
3, 5, 6, 11, 12 van 7.2

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies