Les 26

LES 26: ROMANTIEK EN REALISME
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

LES 26: ROMANTIEK EN REALISME

Slide 1 - Tekstslide

ROMANTIEK VS. REALISME

Slide 2 - Tekstslide

Toets 14 + 17
p. 300-301

Doe de test en ontdek of jij eerder een romanticus bent of een realist.

De test vindt mij een realist, ondanks dat ik vind dat ik best romantisch ben :(
HOE ROMANTISCH BEN JIJ?

Slide 3 - Tekstslide

Wat ben jij volgens de test in je boek?
Een romanticus
Een realist
Geen van beiden

Slide 4 - Poll

Toets 14 + 17
p. 301: oefening 2

a. Wat is het doel en doelpubliek van deze test?

b. Hoe betrouwbaar zijn dit soort testen?
HOE ROMANTISCH BEN JIJ?

Slide 5 - Tekstslide

Toets 14 + 17
p. 301: oefening 2

a. Wat is het doel en doelpubliek van deze test?







b. Hoe betrouwbaar zijn dit soort testen?
HOE ROMANTISCH BEN JIJ?

Slide 6 - Tekstslide

Toets 14 + 17
p. 301: oefening 3

Wat is volgens de test

  • een romanticus?
  • een realist?
HOE ROMANTISCH BEN JIJ?

Slide 7 - Tekstslide

Toets 14 + 17
Extra vraag:

Wat weten jullie al over de kunststromingen Romantiek en Realisme?

  • Wanneer?
  • Kenmerken?
  • Voorbeelden?
ROMANTIEK EN REALISME

Slide 8 - Tekstslide

SCHILDERKUNST

Slide 9 - Tekstslide

Toets 14 + 17
Romantiek: (trajectwijzer p. 160)

  • Nationalisme: opkomen voor eigen taal & cultuur
  • Subjectief: hevige emoties, drama en fantasie staan centraal
  • Vertrekken vanuit de eigen ervaringen en gevoelens
  • Anders zijn dan de norm, buiten de maatschappij staan: zwerven en experimenteren met alcohol en drugs
  • Escapisme: wegvluchten van de maatschappij naar andere werelden (het verleden, het bovennatuurlijke, de natuur)

SCHILDERKUNST IN DE 19E EEUW

Slide 10 - Tekstslide

Toets 14 + 17
Realisme: (trajectwijzer p. 161)

  • Objectief: reactie tegen emotie, individualiteit en fantasie van de romantiek
  • Vertrekken vanuit het alledaagse en de realiteit
  • Maatschappij staat centraal: aandacht voor het leven van alle mensen en kritisch op wat fout loopt
  • Personages worden gedetailleerd uitgewerkt, focus ligt op denken, werken en samenleven
SCHILDERKUNST IN DE 19E EEUW

Slide 11 - Tekstslide

Toets 14 + 17
p. 303: oefening 1-3

Bekijk de afbeeldingen op p. 302. Welk schilderij past volgens deze omschrijvingen bij de romantiek en welk bij het realisme?
VOORBEELDEN UIT DE SCHILDERKUNST

Slide 12 - Tekstslide

La liberté guidant le peuple
Eugène Delacroix
1830

Slide 13 - Tekstslide

Les casseurs de pierre
Gustave Courbet
1849

Slide 14 - Tekstslide

Toets 14 + 17
p. 303: oefening 1-3

We bekijken nu twee filmpjes waarin iets meer uitleg gegeven wordt over de schilderijen.

Wat is "liberté, egalité et fraternité "?


VOORBEELDEN UIT DE SCHILDERKUNST

Slide 15 - Tekstslide

La liberté guidant le peuple
Eugène Delacroix
1830

Slide 16 - Tekstslide

Les casseurs de pierre
Gustave Courbet
1849

Slide 17 - Tekstslide

Toets 14 + 17
p. 305: oefening 4

Van de schilderijen op p. 304 zijn er drie die thuishoren in de romantiek en drie die horen bij het realisme.

Welk schilderij hoort waarbij?
VOORBEELDEN UIT DE SCHILDERKUNST

Slide 18 - Tekstslide

Boerengezin aan de maaltijd
Jozef Israëls
1882

Slide 19 - Tekstslide

De wandelaar boven de nevelen
Caspar David Friedrich
1818

Slide 20 - Tekstslide

Le radeau de la Méduse
Théodore Géricault
1818

Slide 21 - Tekstslide

L'Angélus
 Jean-François Millet
1858

Slide 22 - Tekstslide

Lamia
John Waterhouse
1849

Slide 23 - Tekstslide

Stilleven met meloen en peren
Luis Eugenio Meléndez
1849

Slide 24 - Tekstslide

Toets 14 + 17
p. 305: oefening 5

De volgende twee schilderijen passen elk in een van de twee stromingen, maar zijn toch net anders.

a. Bij welke stroming horen ze?
b. Wat is er anders aan deze schilderijen?
VOORBEELDEN UIT DE SCHILDERKUNST

Slide 25 - Tekstslide

De zeppelin
Carel Willink

Slide 26 - Tekstslide

Winter in 
de bergen

Harald 
Sohlberg

Slide 27 - Tekstslide

Toets 14 + 17
p. 305: oefening 5

De schilderijen komen uit 1917 en 1933, dus uit het begin van de twintigste eeuw. De werken zijn recenter, de onderwerpen zijn meer hedendaags, daarom gebruiken we de termen neoromantiek en neorealisme.
VOORBEELDEN UIT DE SCHILDERKUNST

Slide 28 - Tekstslide

Toets 14 + 17
De romantiek en het realisme zijn zogenaamde kunststromingen die zich niet beperken tot de schilderkunst.

Welke andere kunstvormen kun je opnoemen die binnen zo'n kunststroming kunnen vallen?
KUNSTSTROMINGEN

Slide 29 - Tekstslide

POËZIE

Slide 30 - Tekstslide

Toets 14 + 17
p. 306: oefening 2

Lees en beluister de gedichten op pagina 307.

a. Wat vind je van deze gedichten?
c. Welk gedicht heeft je voorkeur?


GEDICHTEN UIT ELKE STROOM

Slide 31 - Tekstslide