Werkwoorden

Stam van een werkwoord

het werkwoord zonder -en

bijvoorbeeld het werkwoord denken

Stam = denk

1 / 4
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundePraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 4 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Stam van een werkwoord

het werkwoord zonder -en

bijvoorbeeld het werkwoord denken

Stam = denk

Slide 1 - Tekstslide

WERKWOORDSVORM


ik                 : stam                           wij          : stam + en

jij/u            : stam + t                      jullie     : stam + en

zij/hij         : stam + t                     zij           : stam + en

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeelden

                                                               Kijken

ik          kijk (kijk is stam)                     wij          kijken (stam + en)

jij/u      kijkt (stam + t)                         jullie      kijken (stam + en)

zij/hij   kijkt (stam + t)                         zij            kijken (stam + en)          

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm

De vorm van het werkwoord die bij de persoon hoort.


Voorbeeld: Hij slaapt in zijn bed. Slaapt is de persoonsvorm.

                         Ik slaap in mijn bed. Slaap is de persoonsvorm.


Slide 4 - Tekstslide