Nederlands 2F - grammatica - zinsdelen en woordsoorten

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Woordsoort

De kinderen lopen NAAR school.
A
voorzetsel
B
werkwoord
C
lidwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 3 - Quizvraag

De erg kleine voetballer liep hard.

Wat zijn bijwoorden?
A
erg kleine
B
erg kleine, hard
C
erg, hard
D
erg

Slide 4 - Quizvraag

Welke woordsoort ontbreekt?

De koeien _____ weer naar buiten.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 5 - Quizvraag

Welke woordsoort ontbreekt?

De paarden grazen ___ de wei.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 6 - Quizvraag

Hoe noem je de deze woordsoorten?

in, sinds, vanwege, door
A
lidwoorden
B
voorzetsels
C
bijwoorden
D
aanwijzende voornaamwoorden

Slide 7 - Quizvraag

Welke woordsoort ontbreekt?

Janneke heeft een mooie ____ aan.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 8 - Quizvraag

Sleep de woordsoorten naar de juiste box.
bijwoord
voorzetsel
lidwoord
zelfstandig nw
bijvoeglijk nw
werkwoord
Een
dikke
man
loopt
snel
de
straat
uit

Slide 9 - Sleepvraag

Woordsoort:
DE resultaten van de toets waren niet erg hoog.
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 10 - Quizvraag

Woordsoort:

De jongen fietst naar SCHOOL
A
zelfstandig naamwoord
B
lidwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het bijwoord?

Dat is een bijzonder grappig filmpje!
A
bijzonder
B
een
C
dat
D
grappig

Slide 12 - Quizvraag

Woordsoort:
Deze MOEILIJKE toets had veel vragen.
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Benoem de zinsdelen
Persoonsvorm
Werkwoordelijk gezegde

Onderwerp
Lijdend voorwerp
Mijn laptop
is
kapot. 

Slide 15 - Sleepvraag

Deze zin heeft drie zinsdelen.

Klopt dat?
A
nee
B
ja

Slide 16 - Quizvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk
gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
Overig
Persoonsvorm

Ze
feliciteerde
hem
in de woonkamer. 

Slide 17 - Sleepvraag

Jorrit
wil
morgen
een appeltaart
bakken.
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp

Slide 18 - Sleepvraag

Slide 19 - Tekstslide