H4 paragraaf 4 KGT3

programma

1. De tijdlijn
2. Vragen en onduidelijkheden
3. Oefentoets-vragen


We maken vandaag 26 en 27 (indien tijd over ook 28 en 29)
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

programma

1. De tijdlijn
2. Vragen en onduidelijkheden
3. Oefentoets-vragen


We maken vandaag 26 en 27 (indien tijd over ook 28 en 29)

Slide 1 - Tekstslide

Kopen Of Huren??

Slide 2 - Open vraag

huurovereenkomst
Een huurovereenkomst is een schriftelijke overeenkomst tussen de huurder en verhuurder van een huis.    In de overeenkomst staat vaak dat grootonderhoud voor rekening komt van de verhuurder. Klein onderhoud is voor rekening van de huurder.  

Slide 3 - Tekstslide

Wat ben je meestal nodig om een huis te kunnen kopen?
A
Huurcontract
B
makelaar
C
Hypotheek
D
K.K. (kosten koper)

Slide 4 - Quizvraag

Als je een huis koopt, krijg je te maken met:
A
de notaris
B
het kadaster
C
een gemeente-ambtenaar
D
een woningcorporatie

Slide 5 - Quizvraag

woningcorporatie
Veel huurwoningen zijn eigendom van een woningcorporatie. Dit is een organisatie die zich richt op het beheren en verhuren van betaalbare woonruimte.    Omdat het een woningcorporatie niet om winst gaat, blijven de huren vaak betaalbaar.  

Slide 6 - Tekstslide

Je bent eigenaar van een woning als het voorlopig koopcontract getekend is.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

voorlopig koopcontract
Als je een eigen huis koopt, dan teken je eerst een voorlopig koopcontract. Je hebt het huis dan gekocht, maar volgens de wet heb je nog drie dagen bedenktijd. Daarna is de koop definitief.    Vaak staat in het voorlopig koopcontract een ontbindende voorwaarde dat de koop niet doorgaat als de koper niet voldoende hypotheek bij de bank kan krijgen.  

Slide 8 - Tekstslide

Wat is GEEN opzeggingsgrond bij de huurovereenkomst?
A
De verhuurder volgt het bestemmingsplan
B
Er is een ontruimingsbeding
C
De verhuurder heeft de woning zelf nodig
D
De verhuur gaat zijn woning verkopen

Slide 9 - Quizvraag

woningcorporatie
Organisatie die zich richt op bouwen, beheren en verhuren van betaalbare woonruimte.

Slide 10 - Tekstslide

Je bent eigenaar van een woning als ...
A
het koopcontract is getekend.
B
de transportakte is getekend.
C
de transportakte is ingeschreven in het kadaster.
D
het geld is betaald.

Slide 11 - Quizvraag

transportakte
Als het voorlopig koopcontract is getekend, stelt de notaris een transportakte op. Dit is het officiële verkoopbewijs.    Als koper en verkoper de akte hebben getekend, dan zorgt de notaris dat de akte in het kadaster wordt ingeschreven. Het kadaster houdt bij wie eigenaar is van onroerende zaken.  

Slide 12 - Tekstslide

Hieronder volgen 2 beweringen, welke is juist?
1 Als je een huis gekocht hebt, moet de notaris een transportakte opstellen.
2 Als je een huis koopt, ben je verplicht een makelaar in te schakelen.
A
Geen van beide
B
Alleen 1
C
Alleen 2
D
Beide

Slide 13 - Quizvraag

K.K (kosten Koper)
Koop je een bestaande woning, dan moet je ook kosten koper (k.k.) betalen. Deze kosten koper bestaan onder meer uit overdrachtsbelasting, makelaarskosten en kosten voor de notaris.    De kosten koper bedragen in totaal ongeveer 8% van de koopprijs.  

Slide 14 - Tekstslide

De kosten koper (k.k.) bij een koophuis zijn ...%
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 15 - Quizvraag

Waaruit bestaan de kosten koper?
A
Advertentiekosten, overdrachtsbelasting en kosten voor het kadaster.
B
Kosten voor het kadaster, kosten voor de makelaar en overdrachtsbelasting.
C
D
Overdrachtsbelasting, notariskosten en kosten voor het kadaster.

Slide 16 - Quizvraag

Onderstaande bepalingen komen uit verschillende huurcontracten. Welke bepaling is niet in overeenstemming met de wet?
A
Als het huis verkocht wordt, blijft het huurcontract bestaan.
B
De huurovereenkomst moet schriftelijk worden vastgelegd.
C
Nadat de huurder de huur heeft opgezegd, moet hij de door hem aangebrachte dakkapel weer verwijderen.

Slide 17 - Quizvraag