hfdst. 3.4 Schrijven en formuleren: de ingezonden brief

De ingezonden brief
 
Ik kan een ingezonden brief schrijven.
Ik kan argumenten zoeken en deze  uitwerken.
Ik kan lange en korte zinnen afwisselen. 

Waar moet je op letten?
- conventies (= opzet van je brief) -> blz. 157 van werkboek A 
- taalgebruik (net en formeel)

Hfdst. 3.4: Schrijven en formuleren. 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

De ingezonden brief
 
Ik kan een ingezonden brief schrijven.
Ik kan argumenten zoeken en deze  uitwerken.
Ik kan lange en korte zinnen afwisselen. 

Waar moet je op letten?
- conventies (= opzet van je brief) -> blz. 157 van werkboek A 
- taalgebruik (net en formeel)

Hfdst. 3.4: Schrijven en formuleren. 

Slide 1 - Tekstslide

Ingezonden brief 

Slide 2 - Tekstslide

Waar reageert de schrijfster van deze brief op?

Slide 3 - Open vraag

Wat is de mening van de schrijfster van deze brief?

Slide 4 - Open vraag

Welke argumenten geeft ze om haar mening te onderbouwen?

Slide 5 - Open vraag

Ingezonden brief 

In een ingezonden brief reageer je op iets wat je hebt gelezen. De ingezonden brief is een betogende tekst. Je wilt de lezers overtuigen van jouw mening met behulp van argumenten. Houd de brief kort. 

Slide 6 - Tekstslide

Opbouw ingezonden brief 
Schrijf in de inleiding: 
- waarop je reageert; 
- wat jouw mening is. 
Schrijf in de kern: 
- wat de argumenten zijn voor jouw mening. 
Schrijf in het slot: 
- een samenvatting of conclusie waar je je mening herhaalt. 

Slide 7 - Tekstslide

Argumenten vinden 
Als je je publiek wil overtuigen van jouw mening, moet je goede argumenten gebruiken. Daarmee bewijs je dat je gelijk hebt. Je hoeft niet alle argumenten zelf te verzinnen, je kunt ook argumenten van anderen gebruiken. Let dan wel op dat ze passen bij jouw mening. Gebruik niet te veel argumenten, beperk je tot de belangrijkste. 

Slide 8 - Tekstslide

Hoe vind je goede argumenten?
  • Gebruik het zoekplan op blz. 158 van je werkboek A. 
  • Bepaal of je bronnen betrouwbaar zijn. Kijk voor tips op blz. 127 & 128 van werkboek A.
  • Een mening staat in de inleiding en bij de argumenten in de kern. 
  • De belangrijkste argumenten staan vaak ook in de conclusie. 
  • Argumenten staan vaak achter elkaar. Je herkent ze aan signaalwoorden voor opsommingen, zoals ten eerste, ten tweede, ook, daarnaast
  • Feiten zoals recente cijfers, onderzoeksresultaten zijn sterke argumenten. 

Slide 9 - Tekstslide

Argumenten uitwerken 
In een betogende tekst werk je de argumenten voor je mening uit. Zorg voor een goede opbouw. 
  • Gebruik per argument een aparte alinea. 
  • Begin de alinea met het argument.
       Bijvoorbeeld: Kleedgeld is leerzaam. 
  • Geef daarna uitleg bij dat argument. 
       Bijvoorbeeld: Je gaat veel beter op de prijs letten van kleding. 
  • Geef een voorbeeld bij de uitleg. 
       Bijvoorbeeld: Als ik per maand 50 euro krijg, dan ga ik niet zomaar een duur Dolce &             
       Gabbana-topje kopen van 100 euro. 

Slide 10 - Tekstslide

Bedenk een argument voor (je bent het hier dus mee eens!) de volgende stelling:

Ouders geven eigen kind aan bij de politie: 'Verstandig besluit'


Slide 11 - Open vraag

Bedenk een tegen argument je bent het hier dus niet mee eens!) bij de volgende stelling:

Ouders geven eigen kind aan bij de politie: 'Verstandig besluit'


Slide 12 - Open vraag

huiswerkopdracht: 
Je gaat zelf een ingezonden brief schrijven.
Deze brief neem je donderdag mee naar de les.
Je kiest 1 artikel uit waarover jij je ingezonden brief gaat schrijven. 
De artikelen zijn verstuurd naar jouw mailbox in Magister. 
Daar zit ook de link naar deze les bij, zodat je alles nog eens rustig kunt nalezen. 


Slide 13 - Tekstslide

Huiswerkopdracht 
Schrijf in de inleiding:
- waarop je reageert;
- wat jouw mening is.
Schrijf in de kern:
- wat de argumenten zijn voor jouw mening.
Schrijf in het slot:
- een samenvatting of conclusie waar je je mening herhaalt. 
Wissel de korte en de lange zinnen af.
Controleer of je zinnen kloppen en controleer of de spelling juist is. 

Slide 14 - Tekstslide

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 15 - Woordweb

Aan de slag! 
Ga nu aan de slag met het maken van de brief. 
We gaan hier donderdag, in de klas mee aan de slag. heb je geen brief? 
Dan kun je niet met deze les meedoen. Dan krijg je een andere opdracht. De brief moet je uiteindelijk alsnog moeten maken (dus dubbel zoveel werk). 
Maak de brief op een A4-tje (Word). 

Slide 16 - Tekstslide

Correctie
Waar moet de brief allemaal aan voldoen? 
Je hebt tien punten te verdelen.
Maak samen met je buurvrouw/man een lijstje met belangrijke punten. 

Slide 17 - Tekstslide