3.2 samenstelling en concentraties - deel 2

Vervolg par 3.2
massapercentage en volumepercentage
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vervolg par 3.2
massapercentage en volumepercentage

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de juiste formule voor het berekenen van de concentratie.
A
concentratie = volume / massa stof
B
massa stof = concentratie / volume
C
concentratie = volume / massa stof
D
concentratie = massa stof / volume

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een juiste eenheid voor concentratie?
A
liter per gram
B
gram per kubieke meter
C
gram per liter
D
kubieke meter per liter

Slide 3 - Quizvraag

Tina lost 50 gram suiker op in water. Het totale volume is 250mL. Bereken de suiker concentratie in het water in g/mL
A
0,2 g/mL
B
5 g/mL
C
2 %
D
5 %

Slide 4 - Quizvraag

Hoe verandert de concentratie van suiker opgelost in water als ik:
er kraanwater bij giet?
A
Wordt hoger
B
Blijft gelijk
C
Wordt lager

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Bereken massapercentage bloem in pannenkoeken beslag.
Beslag: 110 gram ei, 250 gram bloem, 500 gram melk en 2 gram zout.

Slide 7 - Open vraag

Uitwerking

F: Massapercentage bloem = (massa bloem / massa mengsel) x 100% 
O: 
B:Massapercentage bloem = (250g / 862g) x 100 % 
A+E:Massapercentage bloem = 29 % 

Belangrijk: 
Werk volgens FOBAE
Reken met dezelfde eenheden. 
Vermeld de juiste eenheden. 
Schrijf volledig uit!

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het massapercentage zout in water als 90 gram zout in 10 kg water wordt opgelost
A
9 %
B
0,9 %
C
0,09 %
D
900 %

Slide 9 - Quizvraag

Uitwerking
G: Massa's : 90g zout en 10 kg water 
G: Massapercentage zout
F: Massapercentage zout  = (massa zout / massa mengsel) x 100%
O: Massapercentage zout = (90 g/ 10 000g) x 100 % = 0.9 %  

Belangrijk: 
Werk met GGFO
Reken met dezelfde eenheden. Zorg er dus voor dat je of in gram of in kilogram rekent.  
Schrijf volledig uit!

Slide 10 - Tekstslide

Een tablet bevat 250 mg paracetamol De hele tablet heeft een massa van 0,6 gram. Wat is het massapercentage paracetamol van de tablet
A
41666,7 %
B
416,7 %
C
41,7 %
D
4,2 %

Slide 11 - Quizvraag

Uitwerking
G: Massa's : 250 mg paracetamol en 0,6 g *1000 = 600 mg tablet 
G: Massapercentage paracetamol in de tablet
F: Massapercentage paracetamol = (massa paracetamol / massa mengsel) x 100%
O: Massapercentage zout = (250 mg/ 600 mg) x 100 % = 41,7 % dus antwoord C

Belangrijk:
Werk met GGFO
Reken met dezelfde eenheden. Zorg er dus voor dat je of in gram of in kilogram rekent.
Schrijf volledig uit!

Slide 12 - Tekstslide

Bier heeft een alcohol volumepercentage 5%. Bij wijn is deze 12%.
1 glas bier bevat 200 ml bier, 1 glas wijn 80 ml. In welk glas zit meer alcohol

Slide 13 - Open vraag

Uitwerking
Hier moet je 2 keer iets berekenen volgens dezelfde stappen

G: Welk glas heeft de meeste alcohol. Dus de volume aan alcohol in het glas bier en wijn. 
F: Volumepercentage alcohol = (volume alcohol / volume mengsel) x 100%
    alcohol  = (volumepercentage % X volume mengsel ml) / 100%
O: bier: alcohol = (5,2% / 100% )  * 200 mL = 10,4 ml
     wijn: alcohol = (12% / 100%) * 80 mL = 9,6 ml 

Belangrijk: 
Bij de berekening deel je % door % en vermenigvuldig je dat met ml.  Dan wordt de eenheid dus ml, want de % vallen tegen elkaar weg.

Slide 14 - Tekstslide

Bereken hoeveel ml inkt je nodig hebt om 400 ml verf te maken met 1,2 volume procent inkt daarin.

Slide 15 - Open vraag

Uitwerking
G: Volumepercentage inkt in verf = 1,2%; volume verf = 400 mL
G: Het volume inkt in mL, in de verf 
F: Volumepercentage inkt = (volume inkt / volume verf) x 100%
    Volume inkt = (volumepercentage inkt / 100 %) x volume verf 
O: Volume inkt = (1,2% /100%) x 400 mL = 4,8 mL             

Belangrijk: 
Bij de berekening deel je % door % en vermenigvuldig je dat met mL.  Dan wordt de eenheid dus mL, want de % vallen tegen elkaar weg.

Slide 16 - Tekstslide