H4 Nederland is een rechtsstaat KB

Criminaliteit
Hoofdstuk 4

Nederland is een rechtsstaat
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Criminaliteit
Hoofdstuk 4

Nederland is een rechtsstaat

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kun je:
- De vier kenmerken van de rechtsstaat benoemen en uitleggen.
- Uitleggen wat rechtszekerheid en rechtsgelijkheid betekent.
- Uitleggen wat rechtshandhaving en rechtsbescherming betekenen: het dilemma van de rechtsstaat.


Slide 2 - Tekstslide

Een rechtsstaat
Een land waar de rechten en plichten van de burgers en de overheid zijn vastgelegd in de wet.

Slide 3 - Tekstslide

Kenmerken rechtsstaat
1. Burgers hebben grondrechten die zijn vastgelegd in de Grondwet.
2. De overheid moet zich aan de wet houden. In een rechtsstaat moet elke burger weten wat er met hem gebeurt als hij een delict pleegt. Dit noemen we rechtszekerheid
3. Ook moet een burger erop kunnen rekenen dat hij niet anders behandeld of gestraft zal worden dan een ander. Dit noemen we rechtsgelijkheid.
4. Er is sprake van een machtenscheiding; de rechter is onpartijdig en onafhankelijk van de uitvoerende en wetgevende macht.

Slide 4 - Tekstslide

Grondrechten
  • Vrijheid van meningsuiting / persvrijheid
  • Vrijheid van godsdienst
  • Vrijheid van betoging (demonstreren)
  • Vrijheid van vereniging
  • Vrijheid van privacy
  • Artikel 1: Recht op gelijke behandeling

Slide 5 - Tekstslide

Machtenscheiding: de Trias Politica
1. Wetgevende macht
2. Uitvoerende macht
3. Rechterlijke macht
Niemand kan een rechter dwingen een verdachte schuldig te verklaren.
Hij is onafhankelijk en onpartijdig.
De regering (ministers + koning) en het gekozen parlement (eerste en tweede kamer).
ministers, OM, burgemeesters,

Slide 6 - Tekstslide

De wetgevende macht
De wetgevende macht stelt de wetten vast waaraan de burgers en de overheid zich moeten houden. De regering (ministers) en het parlement (Eerste en Tweede Kamer) hebben de wetgevende macht.
Op lokaal niveau heeft de gemeenteraad de wetgevende macht.

Slide 7 - Tekstslide

De uitvoerende macht
De uitvoerende macht zorgt ervoor dat wetten worden uitgevoerd en nageleefd. De ministers zijn hiervoor verantwoordelijk. Het Openbaar Ministerie en de politie werken samen met de minister van Veiligheid en Justitie om strafbare feiten op te sporen en te vervolgen.
vervolgen
een verdachte voor de rechter brengen.

Slide 8 - Tekstslide

De rechterlijke macht
De rechterlijke macht beoordeelt of wetten goed worden nageleefd en doet uitspraak in conflicten. Deze macht is in handen van onafhankelijke en onpartijdige rechters. Hierdoor kunnen burgers vertrouwen op een eerlijk rechtsproces. 
Rechters hoeven zich niet te verantwoorden aan ministers of andere politici.

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag
Maken vraag 13, 14 en 15 van H4

Slide 10 - Tekstslide

Knelpunten in onze rechtsstaat
  • Het dilemma van de rechtsstaat: welke taak is belangrijker?
  • Ongelijke behandeling: Er is geen rechtsgelijkheid, er is sprake van klassenjustitie 
  • Botsende grondrechten

Slide 11 - Tekstslide

Rechtsbescherming - Rechtshandhaving
Het dilemma van de rechtsstaat
In de Nederlandse rechtsstaat heeft de overheid een aantal taken. Twee van die taken zijn rechtsbescherming en rechtshandhaving.
Rechtsbescherming houdt in dat de rechten van de burgers worden beschermd tegen machtsmisbruik van de overheid. Zo mag een de politie niet zomaar telefoongesprekken afluisteren. Burgers hebben namelijk recht op privacy.
Rechtshandhaving: het handhaven van de rechtsorde. Dit betekent dat de overheid wetsovertreders oppakt en bestraft.
Soms botsen deze twee taken met elkaar; is het oppakken van criminelen belangrijker dan het beschermen van de rechten van de burgers? Deze vraag wordt het dilemma van de rechtsstaat genoemd.

Slide 12 - Tekstslide

Ongelijke behandeling - rechtsongelijkheid
Klassenjustitie: mensen uit hogere klassen worden bevoorrecht boven mensen uit lagere klassen. Klassenjustitie vindt plaats bij opsporing, vervolging en berechting.


Slide 13 - Tekstslide

botsende grondrechten
Botsende grondrechten zorgen voor problemen, want het ene grondrecht is niet belangrijker dan het andere grondrecht. 
Voorbeelden van botsende grondrechten:
verbod op discriminatie <-> vrijheid van meningsuiting
recht op privacy <-> persvrijheid
het recht op bescherming door de overheid <-> recht op privacy

Slide 14 - Tekstslide

Herhaling begrippen
Rechtsstaat
Een land waar de rechten en plichten van burgers en van de overheid in de wet zijn vastgelegd.
Rechtshandhaving
Het oppakken van criminelen (door OM en politie)
Rechtsbescherming
De overheid moet de rechten van burgers beschermen.

Rechtszekerheid
Elke burger weet wat hem te wachten staat als hij een delict pleegt.
Rechtsgelijkheid
Elke burger wordt gelijk behandeld of gestraft als een andere burger.

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag!
Kader: Maken vraag 13, 14, 15, 17, 18 van H4
Maak ook de vragen op blz. 52 en 53

Slide 16 - Tekstslide

Wat is geen kenmerk van een rechtsstaat?
A
Alle rechten en plicht van de burgers zijn vastgelegd.
B
Alle wetten staan in de grondwet.
C
De regering mag een uitzondering maken uit de grondwet.
D
Trias Politica.

Slide 17 - Quizvraag

Rechtsbescherming of rechtshandhaving?
De politie mag je niet zomaar oppakken
A
rechtsbescherming
B
rechtshandhaving

Slide 18 - Quizvraag

Je krijgt een boete voor fietsen met je telefoon in de hand
A
Rechtsbescherming
B
Grondrechten
C
Rechtshandhaving

Slide 19 - Quizvraag

De politie controleert of iedereen zich aan de 1,5 meter richtlijn houdt.
Dit heeft te maken met
A
rechtsbescherming
B
rechtshandhaving

Slide 20 - Quizvraag

Dat je weet wat je te wachten staat als je een delict pleegt noem je
A
rechtszekerheid
B
rechtsgelijkheid
C
rechtshandhaving

Slide 21 - Quizvraag

Dat je weet dat je buurman ook 390,- euro boete krijgt als hij zich niet aan de 1,5 meter afspraak houdt heeft te maken met
A
rechtszekerheid
B
rechtsgelijkheid
C
rechtshandhaving

Slide 22 - Quizvraag

Dit is de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht.
A
Grondwet
B
Trias Politica
C
Parlement
D
Kabinet

Slide 23 - Quizvraag

Tot welke macht behoren politieagenten?
A
Wetgevende macht
B
Uitvoerende macht
C
Rechterlijke macht

Slide 24 - Quizvraag

Hoort bij de rechterlijke macht
A
Officier van justitie
B
Ministerie van Veiligheid en Justitie
C
Advocaat-generaal
D
Onafhankelijke rechters

Slide 25 - Quizvraag

In Nederland is sprake van een machtenscheiding. Bij welke macht hoort het Openbaar Ministerie?
A
rechterlijke macht
B
uitvoerende macht
C
wetgevende macht

Slide 26 - Quizvraag

Tot welke macht behoord de Tweede Kamer?
A
Wetgevende macht
B
Uitvoerende macht
C
Rechtelijke macht
D
wetsprekende macht

Slide 27 - Quizvraag

Uitvoerende Macht
Wetgevende macht
Rechtsprekende macht

Slide 28 - Sleepvraag

Slide 29 - Tekstslide

4.3 Knelpunten in onze  rechtsstaat

Slide 30 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kun je:
- Het dilemma van de rechtsstaat uitleggen.
- Uitleggen wat klassenjustitie is.
- Vijf oorzaken noemen voor klassenjustitie.
- Uitleggen hoe grondrechten soms botsen



Slide 31 - Tekstslide

Het dilemma
Rechtsbescherming en rechtshandhaving kunnen met elkaar botsen. Als de politie bijvoorbeeld op zoek is naar een verdachte, mag de naam en foto van de verdachte dan verspreid worden in de media? 
De vraag is dan: wat is belangrijker? Rechtsbescherming of rechtshandhaving? Dit noemen we het dilemma van de rechtsstaat.

Slide 32 - Tekstslide

dure auto
Op 30 mei 2016 schrijft Glenn de Randamie op Facebook: "Net staande gehouden door de politie. Niet voor een verkeersovertreding, maar omdat mijn nieuwe auto niet matcht met mijn profiel. Lees: verdacht dat een man met mijn kleur in zo'n auto rijdt."
De huidskleur van Glenn: bruin. Zijn auto: een witte dure Mitsubishi Outlander. Het bericht is landelijk nieuws. Want Glenn is rapper Typhoon. Het is ook landelijk nieuws omdat de politie direct toegeeft dat de huidskleur van Typhoon heeft meegespeeld. Volgens Typhoon is dit de zoveelste keer dat dit hem overkomt.

Slide 33 - Tekstslide

Ongelijke behandeling - rechtsongelijkheid
Klassenjustitie: mensen uit verschillende sociale klassen en uit verschillende etnische groepen worden verschillende behandeld. Klassenjustitie vindt plaats bij opsporing, vervolging en berechting.


Slide 34 - Tekstslide

Oorzaken van klassenjustitie
- Door verschillen in inkomen, opleiding, scholing en cultuur hebben niet alle verdachte gelijke mogelijkheden om hun belangen te verdedigen.
- Politie, officieren van justitie en rechters verwachten dat crimineel gedrag voorkomt bij mensen uit bepaalde milieus of bepaalde etnische groepen. (vooroordelen!)
- Er is een grote pakkans voor mensen uit lagere milieus.
- Allochtone criminele jongeren worden zwaarder gestraft voor hetzelfde delict dan autochtone criminele jongeren.
- Allochtonen hebben te maken met discriminatie bij het opsporen van criminaliteit.

Slide 35 - Tekstslide

Botsende grondrechten
Soms botsen grondrechten met elkaar. Bijvoorbeeld:

Vrijheid van meningsuiting <--> Artikel 1 (verbod op discriminatie)
Welke recht is dan belangrijker?

Slide 36 - Tekstslide

frietgooiers
W. van A. uit Gouda, laten we hem Willem noemen, zit op 18 september 1999 in de bus naar station Breda. Naast hem, aan de andere kant van het gangpad, zitten twee jongens met een bakje friet. Een van hen gooit zijn friet naar buiten via het dakluik. Willem zegt er wat van: "Vinden jullie dit normaal?" Dat had hij beter niet kunnen doen. De frietgooiers slaan dreigende taal uit. Ze zullen hem straks op het station wel even een pak slaag geven, roepen ze een paar keer. Ze gooien ook friet naar Willem. Dan staat een van de twee op. Hij loopt op Willem af. Ze staan borst tegen borst. Willem voelt zich bedreigd, haalt uit en geeft zijn belager een knal op zijn neus. En dan is Willem opeens verdachte in een strafzaak. Verdacht van mishandeling.

Slide 37 - Tekstslide

Uitgangspunten van het strafrecht (H5)
  • Bij strafbaar gedrag moet het gaan om menselijk gedrag.
  • Je kunt alleen gestraft worden voor iets wat volgens de wet strafbaar is.
  • De wet bepaalt welke straf maximaal gegeven mag worden.
  • Misdrijven en overtredingen kunnen verjaren.                (zie volgende slide voor voorbeelden)
  • Iedereen is onschuldig totdat zijn schuld door de rechter is bewezen. Bij gebrek aan bewijs volgt vrijspraak.
  • Er wordt rekening gehouden met de achtergronden en persoonlijke eigenschappen van de dader. Soms krijgen mensen geen straf omdat ze ontoerekeningsvatbaar zijn. Dit betekent dat iemand niet weet wat hij doet. De dader krijgt dan wel een maatregel: TBS.
  • Er wordt rekening gehouden met de situatie waarin het delict plaatsvond. Als er sprake is van overmacht            of          noodweer             is het gedrag niet strafbaar.
  • Voor jongeren geldt het jeugdstrafrecht.
overmacht: nood breekt wet. Je bent verplicht je aan de wet te houden, maar soms is er een hogere plicht waar de wet voor aan de kant moet. 
noodweer: zelfverdediging
verjaren betekent dat iemand na een bepaalde periode niet meer vervolgd kan worden in een strafzaak. 

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Link

Aan de slag!

Kader: Maak de examenopgaven op blz. 52 en 53
en vraag 10 van H5 (op blz. 58)
Basis: H4 maak vraag 5 en vul de begrippen in (blz. 30)

Slide 40 - Tekstslide

Wat is klassenjustitie?
A
Mensen uit hogere klassen worden bevooroordeeld
B
Mensen uit lagere klassen worden bevooroordeeld
C
Jongeren worden benadeeld ten opzichte van ouderen

Slide 41 - Quizvraag

Allochtonen worden veel vaker onterecht staande gehouden door de politie. Er is sprake van:
A
Klassenjustitie
B
rechtsgelijkheid
C
rechtszekerheid

Slide 42 - Quizvraag