Les 3.2 (1) Samenstelling en concentratie

Les 3.2 Samenstelling en concentratie
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 3.2 Samenstelling en concentratie

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Nakijken 4, 6 t/m 10 (vanaf blz 139)
  • 3.2 Samenstelling en concentratie
  • Maken opgaven 
  • Nakijken opgaven

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken: 4, 6 t/m 10 (vanaf blz 139)

Slide 3 - Tekstslide

4
  • A en B

Slide 4 - Tekstslide

6
  • a. Heterogeen
  • b. Homogeen
  • c. Suspensie
  • d. Oplossing

Slide 5 - Tekstslide

7
  • Kleur

Slide 6 - Tekstslide

8
  • IJzer wordt gescheiden doordat het magnetisch is, en de rest van het afval niet.

Slide 7 - Tekstslide

9
  • De inhoud van het linker bekerglas is helder: het is een homogeen mengsel.
  • In het rechter bekerglas zie je duidelijk dat er twee stoffen zijn gemengd.
  • Dit is een heterogeen mengsel.

Slide 8 - Tekstslide

10
  • Er is geen sprake van een scheiding. De eerste stof is een zuivere stof (kan je dus niet scheiden). 
  • Dit is een chemische reactie.

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen deze les
  • Je kunt berekeningen uitvoeren aan de concentratie van een stof.
  • Je kunt berekeningen uitvoeren aan het massapercentage van een stof.
  • Je kunt berekeningen uitvoeren aan het volumepercentage van een stof.

Slide 10 - Tekstslide

Op een pak appelsap staat dat er 11 g suiker in 100 mL is opgelost.  In een normaal drinkglas schenk je meestal 250 mL. Hoeveel suiker drink je dan? 

Slide 11 - Tekstslide

Massapercentage: hoeveel zout zit er in chips? 

  • Je spreekt dan van gehalte en je schrijft dat op als massapercentage
  • Op verpakkingen staat het gehalte meestal als aantal gram per 100 gram, maar dat komt overeen met het massa%. 
  • Het massapercentage zout in chips is 1,46%

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het massapercentage suiker in deze chocoladereep?
A
64%
B
18%
C
16%
D
6%

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het massapercentage vet in de pot pindakaas?
A
7,9%
B
53g
C
53%
D
11%

Slide 14 - Quizvraag

VOORBEELDOPDRACHT 1
Een portie chocolade weegt 16,7 g. Deze portie bevat 4,3 g vet. Wat is het vetgehalte van de chocolade?

Slide 15 - Tekstslide

Massapercentage


Met daarbij:
• het massapercentage in procent (%);
• de massa van de stof en de massa van het mengsel in dezelfde eenheid (of g, of mg, of kg)

Slide 16 - Tekstslide

Massapercentage

Slide 17 - Tekstslide

VOORBEELDOPDRACHT 1
Een portie chocolade weegt 16,7 g. Deze portie bevat 4,3 g vet. Wat is het vetgehalte van de chocolade?

Slide 18 - Tekstslide

VOORBEELDOPDRACHT 2
Een zak met 0,225 kg chips bevat 2,7 g zout.
Bereken met de formule het massapercentage zout in deze chips.

Slide 19 - Tekstslide

Massapercentage


Met daarbij:
• het volumepercentage in procent (%);
• het volume van de stof en het volume van het mengsel in dezelfde eenheid (of L of mL)

Slide 20 - Tekstslide

volumepercentage

Slide 21 - Tekstslide

Vervolg par 3.2
massapercentage en volumepercentage

Slide 22 - Tekstslide

Wat is de juiste formule voor het berekenen van de concentratie.
A
concentratie = volume / massa stof
B
massa stof = concentratie / volume
C
concentratie = volume / massa stof
D
concentratie = massa stof / volume

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een juiste eenheid voor concentratie?
A
liter per gram
B
gram per kubieke meter
C
gram per liter
D
kubieke meter per liter

Slide 24 - Quizvraag

Tina lost 50 gram suiker op in water. Het totale volume is 250mL. Bereken de suiker concentratie in het water in g/mL
A
0,2 g/mL
B
5 g/mL
C
2 %
D
5 %

Slide 25 - Quizvraag

Hoe verandert de concentratie van suiker opgelost in water als ik:
er kraanwater bij giet?
A
Wordt hoger
B
Blijft gelijk
C
Wordt lager

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Bereken massapercentage bloem in pannenkoeken beslag.
Beslag: 110 gram ei, 250 gram bloem, 500 gram melk en 2 gram zout.

Slide 28 - Open vraag

Uitwerking

F: Massapercentage bloem = (massa bloem / massa mengsel) x 100% 
O: 
B:Massapercentage bloem = (250g / 862g) x 100 % 
A+E:Massapercentage bloem = 29 % 

Belangrijk: 
Werk volgens FOBAE
Reken met dezelfde eenheden. 
Vermeld de juiste eenheden. 
Schrijf volledig uit!

Slide 29 - Tekstslide

Wat is het massapercentage zout in water als 90 gram zout in 10 kg water wordt opgelost
A
9 %
B
0,9 %
C
0,09 %
D
900 %

Slide 30 - Quizvraag

Uitwerking
G: Massa's : 90g zout en 10 kg water 
G: Massapercentage zout
F: Massapercentage zout  = (massa zout / massa mengsel) x 100%
O: Massapercentage zout = (90 g/ 10 000g) x 100 % = 0.9 %  

Belangrijk: 
Werk met GGFO
Reken met dezelfde eenheden. Zorg er dus voor dat je of in gram of in kilogram rekent.  
Schrijf volledig uit!

Slide 31 - Tekstslide

Een tablet bevat 250 mg paracetamol De hele tablet heeft een massa van 0,6 gram. Wat is het massapercentage paracetamol van de tablet
A
41666,7 %
B
416,7 %
C
41,7 %
D
4,2 %

Slide 32 - Quizvraag

Uitwerking
G: Massa's : 250 mg paracetamol en 0,6 g *1000 = 600 mg tablet 
G: Massapercentage paracetamol in de tablet
F: Massapercentage paracetamol = (massa paracetamol / massa mengsel) x 100%
O: Massapercentage zout = (250 mg/ 600 mg) x 100 % = 41,7 % dus antwoord C

Belangrijk:
Werk met GGFO
Reken met dezelfde eenheden. Zorg er dus voor dat je of in gram of in kilogram rekent.
Schrijf volledig uit!

Slide 33 - Tekstslide

Bier heeft een alcohol volumepercentage 5%. Bij wijn is deze 12%.
1 glas bier bevat 200 ml bier, 1 glas wijn 80 ml. In welk glas zit meer alcohol

Slide 34 - Open vraag

Uitwerking
Hier moet je 2 keer iets berekenen volgens dezelfde stappen

G: Welk glas heeft de meeste alcohol. Dus de volume aan alcohol in het glas bier en wijn. 
F: Volumepercentage alcohol = (volume alcohol / volume mengsel) x 100%
    alcohol  = (volumepercentage % X volume mengsel ml) / 100%
O: bier: alcohol = (5,2% / 100% )  * 200 mL = 10,4 ml
     wijn: alcohol = (12% / 100%) * 80 mL = 9,6 ml 

Belangrijk: 
Bij de berekening deel je % door % en vermenigvuldig je dat met ml.  Dan wordt de eenheid dus ml, want de % vallen tegen elkaar weg.

Slide 35 - Tekstslide

Bereken hoeveel ml inkt je nodig hebt om 400 ml verf te maken met 1,2 volume procent inkt daarin.

Slide 36 - Open vraag

Uitwerking
G: Volumepercentage inkt in verf = 1,2%; volume verf = 400 mL
G: Het volume inkt in mL, in de verf 
F: Volumepercentage inkt = (volume inkt / volume verf) x 100%
    Volume inkt = (volumepercentage inkt / 100 %) x volume verf 
O: Volume inkt = (1,2% /100%) x 400 mL = 4,8 mL             

Belangrijk: 
Bij de berekening deel je % door % en vermenigvuldig je dat met mL.  Dan wordt de eenheid dus mL, want de % vallen tegen elkaar weg.

Slide 37 - Tekstslide

VOORBEELDOPDRACHT 3
Een fles wijn bevat 0,70 L rode wijn. In die fles zit 91 mL alcohol. Bereken het volumepercentage van alcohol van de rode wijn.

Slide 38 - Tekstslide

VOORBEELDOPDRACHT 4
Een volwassene heeft een gemiddelde longinhoud (hoeveelheid lucht in de longen) van 7,0 L.
Hoeveel liter zuurstof is er dan in de longen aanwezig? (er is 21% zuurstof in de lucht aanwezig)

Slide 39 - Tekstslide

VOORBEELDOPDRACHT 5
Een man van 80 kg mag maximaal 36 mL alcohol nuttigen voordat hij in de auto stapt.
Een glas bier (250 mL) bevat 5,0 vol.% alcohol.
Hoeveel glazen bier mag de man dan drinken?

Slide 40 - Tekstslide

Berekenen concentratie
bereken de concentratie in g/L
g/L is letterlijk (aantal) gram delen door (aantal) liter

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Maken opgave 2 en 3 
(vanaf blz 147)

Slide 43 - Tekstslide

Huiswerk 3.2
Maken vraag 2 t/m 8 + 10


Huiswerk 3.3: vraag 1 t/m 7

Slide 44 - Tekstslide