Werkwoorden ik & jij

• ANT2
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Werkwoorden bij eten en drinken

Ik heb een brood

Jij hebt een brood

De vork ligt naast het mes.

Ik vraag een lepel.

Jij vraagt een lepel.

Ik proef van de rijst.

Jij proeft van de rijst.

Ik bak de vis.

Jij bakt de vis.

Ik eet vlees.

Jij eet vlees.

Ik maak een taart.

Jij maakt een taart.

Ik drink koffie.

Jij drinkt koffie.

Ik snijd de kiwi.

Jij snijdt de kiwi.

Ik kook de rijst.

Jij kookt de rijst.

ik
jij

ik
jij

ik
jij

snijd

bak

snijdt

kook

bakt

kookt

ik
jij

ik
jij

ik
jij

proef

vraag

vraagt

heb

proeft

hebt

ik
jij

ik
jij

ik
jij

eet

drinkt

maakt

maak

eet

drink

ik

jij