Oefenen met woordsoorten hfst3

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • een pen;
  • je leerwerkboek deel B.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • een pen;
  • je leerwerkboek deel B.

Slide 1 - Tekstslide

In deze les
  • Grammatica woordsoorten psv met oefening
  • Grammatica woordsoorten bzv met oefening
  • Grammatica woordsoorten tw met oefening
  • Vragen over toets lezen.

Slide 2 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord (psv / p. 67)

  • Staan vaak in de plaats van een zelfstandig naamwoord (zn).

Sinterklaas gaat terug naar Spanje. Hij mag na 17.00 uur het dak niet meer op.
De pieten gaan met hem mee. Zij zijn heel erg verdrietig.
Gelukkig ligt de boot nog in de haven. Hij is niet gestolen.
Het vriest niet, dus de haven is ijsvrij.

Slide 3 - Tekstslide

psv: persoonlijk voornaamwoord
Je hoeft niet te weten of het de onderwerpsvorm 
of de voorwerpsvorm is, de rest wel!

Slide 4 - Tekstslide

Werkmoment
Maak van het werkblad opdracht 1 en 2.
Je mag zachtjes overleggen, maar probeer het eerst zelf.
Houd je boek erbij, pagina 67.
We kijken samen na.
timer
7:00

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 1 en 2
Hoeveel van de vijf had je er goed van opdracht 1?


Hoeveel van de vijf had je er goed van opdracht 2?

Slide 6 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord (bzv)

Geeft aan van wie iets is = bezit.

Staat vóór een zelfstandig naamwoord.


Dat is mijn chocoladeletter.

Nee, het is hun chocoladeletter.

Echt niet, het is onze chocoladeletter.


Slide 7 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord (bzv)

Slide 8 - Tekstslide

Werkmoment
Maak van het werkblad opdracht 3.
Je mag zachtjes overleggen, maar probeer het eerst zelf.
Houd je boek erbij, pagina 67.
We kijken samen na.
timer
3:30

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 3
Hoeveel van de vijf had je er goed van opdracht 3?

Slide 10 - Tekstslide


Hoofdtelwoorden (htw)
 => hoeveelheid.

Ik heb er....
  • drie
  • zevenhonderd
  • veel
  • (een) paar

Rangtelwoorden (rtw)
=> rangorde

Ik ben de ....
  • eerste
  • middelste
  • laatste
  • zoveelste
Telwoorden (tw / p. 70)

Slide 11 - Tekstslide

Werkmoment
Maak van het werkblad opdracht 4.
Je mag zachtjes overleggen, maar probeer het eerst zelf.
Houd je boek erbij, pagina 70.
We kijken samen na.
timer
3:30

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 4
Hoeveel van de vijf had je er goed van opdracht 4?

Slide 13 - Tekstslide

Vragen?

Slide 14 - Tekstslide

Mail me je vragen voor de volgende flexles

Slide 15 - Tekstslide