schooltaalwoorden 50 t/m 59 herhaling

Nederlands - schooltaalwoorden


50 tot en met 59 herhaling

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands - schooltaalwoorden


50 tot en met 59 herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

Schooltaalwoorden

  • Ik kan het schooltaalwoord schrijven.
  • Ik weet de betekenis van het schooltaalwoord.
  • Ik kan het schooltaalwoord in een zin zetten.


 

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg

We oefenen met de schooltaalwoorden



 

Slide 3 - Tekstslide

Welke vijf schooltaalwoorden ken je al?
timer
1:00

Slide 4 - Open vraag

Wat betekent: van buiten kennen ?

timer
0:50
A
heel goed leren
B
met een snelle beweging verplaatsen
C
doen of zeggen als antwoord op iets
D
rondom, langs de buitenkant

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent: zo weinig mogelijk ?

timer
0:50
A
voor iets anders, ervoor
B
maximaal snel
C
minimaal, heel weinig
D
na iets anders, daarna

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent: behoren tot ?

timer
0:50
A
dingen kunnen goed samen
B
horen bij
C
in groepen delen
D
doen of zeggen als antwoord op iets

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent: wegschieten ?

timer
0:50
A
iemand wil iets geven
B
je laat je gevoel zien horen en zien (schrijven, tekenen, dansen, kunstwerk maken)
C
iets nodig hebben
D
met een snelle beweging verplaatsen

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent: aanbieden ?

timer
0:50
A
met een snelle beweging verplaatsen
B
iemand wil iets geven
C
dingen kunnen goed samen
D
iets nodig hebben

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord past in deze zin?

Ik zag een muis voor mijn voeten ........
timer
0:50
A
passen bij
B
wegschieten
C
samenvatten
D
behoren

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord past in deze zin?

De buren ..... ons hulp .... bij het lezen van een brief van de gemeente.
timer
0:50
A
passen bij
B
bieden aan
C
behoren tot
D
reageren op

Slide 11 - Quizvraag

Welk woorden passen in deze zin?

Mevrouw Mirella van Ierland ...... ....... het team ISK Oss.
timer
0:50
A
schiet weg
B
past bij
C
reageert op
D
behoort tot

Slide 12 - Quizvraag

Welk woorden passen in deze zin?

Ik maak ........ ....... ........ fouten bij de toets.
timer
0:50
A
behoefte hebben aan
B
van buiten kennen
C
van belang zijn
D
zo weinig mogelijk

Slide 13 - Quizvraag

Welk woorden passen in deze zin?

De docent zegt: 'Je moet de woorden van thema 2 .... ...... ......'
timer
0:50
A
zo snel mogelijk
B
zo veel mogelijk
C
behoefte hebben aan
D
van buiten kennen

Slide 14 - Quizvraag

Wat betekent: technisch?

timer
0:50
A
maximaal, heel veel
B
rondom, langs de buitenkant
C
heel goed leren
D
technische mensen weten veel van techniek

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent: zo veel mogelijk ?

timer
0:50
A
maximaal snel
B
iemand wil iets geven
C
maximaal, heel veel
D
het is belangrijk

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent: behoren (zou moeten) ?

timer
0:50
A
moet, omdat de regels zo zijn
B
doen of zeggen als antwoord op iets
C
dingen kunnen goed samen
D
het is belangrijk

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekent: uitdrukken ?

timer
0:50
A
met een snelle beweging verplaatsen
B
je laat je gevoel zien horen en zien (schrijven, tekenen, dansen, kunstwerk maken)
C
doen of zeggen als antwoord op iets
D
iets nodig hebben

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent: zo snel mogelijk ?

timer
0:50
A
voor iets anders, ervoor
B
maximaal, heel veel
C
minimaal, heel weinig
D
maximaal snel

Slide 19 - Quizvraag

Welk woord past in deze zin?

Ik voel me verdrietig. Ik ...... mijn gevoel ...... in een tekening.
timer
0:50
A
behoor tot
B
baseer op
C
geef aan
D
druk uit

Slide 20 - Quizvraag

Welk woord past in deze zin?

Ik fiets ...... ...... ....... naar school. Dan ben ik nog op tijd.
timer
0:50
A
zo veel mogelijk
B
zo weinig mogelijk
C
zo snel mogelijk
D
voordat

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het tegenstelling van:

zo veel mogelijk
timer
0:50
A
zo weinig mogelijk
B
behoren tot
C
technisch
D
voordat

Slide 22 - Quizvraag

Hoeveel nieuwe woorden heb je erbij geleerd?

timer
0:50
A
0
B
1 - 3
C
4 - 7
D
8 - 10

Slide 23 - Quizvraag

Geef jezelf een beoordeling. Hoe ging het?

timer
0:50
A
niet goed
B
voldoende
C
ruim voldoende
D
goed

Slide 24 - Quizvraag

Hoe vond je de les?

timer
0:50
A
te gemakkelijk
B
wel oké
C
te moeilijk
D
geen mening

Slide 25 - Quizvraag

Einde

Bedankt dat je meedeed.


Goed gewerkt!

Slide 26 - Tekstslide