Monetaire Zaken H4

Monetaire Zaken
Hoofdstuk 4 Inflatie
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Monetaire Zaken
Hoofdstuk 4 Inflatie

Slide 1 - Tekstslide

Wat is inflatie?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide


Wat is de CBS definitie van inflatie?

A
de algehele prijsstijging van de goederen en diensten die consumenten en producenten
B
de gemiddelde prijsstijging van de goederen en diensten die consumenten kopen
C
de gemiddelde stijging van het prijspeil
D
de mate waarin de waarde van de munteenheid is gedaald (geldontwaarding)

Slide 4 - Quizvraag


Wat is de definitie van inflatie in de lesmethode?

A
Stijging van het algemeen prijsniveau
B
Daling van het algemeen prijsniveau.
C
Daling van de koopkracht van het geld
D
Stijging van de koopkracht van het geld

Slide 5 - Quizvraag

Inflatie

Slide 6 - Tekstslide

Dé inflatie?
Bereken je eigen inflatie? (maak aannames als je niet precies weet wat jij / bij jullie thuis er gemiddeld uitgegeven wordt)



Slide 7 - Tekstslide

En? Wat was je persoonlijke inflatie?

Slide 8 - Open vraag

Hyperinflatie
Hyperinflatie is een zeer sterke inflatie. Waar een normale inflatie een prijsstijging van enkele procenten per jaar behelst, kent hyperinflatie zodanige prijsstijgingen dat de prijzen per dag stijgen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Consumentenprijsindexcijfer
  • Is een indexcijfer dat de ontwikkeling van consumentenprijzen aangeeft. Prijsontwikkeling van goederen en diensten.
  • Waarom CPI (Consumentprijsondexcijfer) berekenen?
  • Het CBS stelt aan de hand van het CPI vast hoeveel de inflatie of deflatie is. 



Slide 14 - Tekstslide

                                                           Berekening    CPI

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide


A
In 2016 is het CPI 103
B
In 2016 is het CPI 105
C
In 2016 is het CPI 102

Slide 17 - Quizvraag

wat is de formule van het indexcijfer
A
basisjaarverslagjaar100
B
verslagjaarbasisjaar100
C
verslagjaarbasisjaar100

Slide 18 - Quizvraag

Bestedingsinflatie
onderbesteding: De totale bestedingen zijn lager dan (de normale bezetting van) de productiecapaciteit.
overbesteding: De totale bestedingen zijn groter dan (de normale bezetting van) de productiecapaciteit.

Bestedingsinflatie: Prijsstijging die ontstaat als de bestedingen groter worden dan de productiecapaciteit.

Slide 19 - Tekstslide

Kosteninflatie
kosteninflatie
Inflatie door het doorberekenen van hogere productie-kosten in de prijzen.

Slide 20 - Tekstslide

Inflatie en prijsstabiliteit
Oorzaken van inflatie op de markt
- Vraag-kant van de economie (bestedingsinflatie)
Er is meer vraag dan aanbod (bijv. huizenmarkt)
- Aanbod-kant van de economie (kosteninflatie)
Hogere productiekosten doorberekenen in de verkoopprijs (loon / grondstof)
Hogere winstmarge
Ook de overheid veroorzaakt inflatie
- Meer vragen voor diensten (paspoort gemeente)
- Verhogen  van btw/accijnzen -> alleen wanneer bedrijven dit doorberekenen in de verkoopprijs

Slide 21 - Tekstslide

De ECB streeft naar stabiele prijzen in de EU. Wat is een andere taak van de ECB in europa?
A
Bij de ECB kan je binnen Europa geld pinnnen.
B
Bij de ECB kunnen producenten geld lenen.
C
De ECB regelt de uitgifte van bankbiljetten.
D
De ECB zorgt voor kredietverlening aan consumenten.

Slide 22 - Quizvraag

Europese Centrale Bank (ECB)
  • ECB bewaakt de waarde van de euro (prijsstabiliteit) 
  • ECB brengt eurobankbiljetten in omloop
  • ECB stelt de hoogte van de rente vast die banken moeten betalen als ze geld lenen van ECB.

Slide 23 - Tekstslide

Gevolgen inflatie
Rente
Schulden – Schulden worden (wat betreft koopkracht) kleiner door inflatie
Tegenovergestelde voor sparen dus…
Reële rente = (𝑛𝑜𝑚𝑖𝑛𝑎𝑙𝑒 𝑟𝑒𝑛𝑡𝑒 𝑎𝑙𝑠 𝑖𝑛𝑑𝑒𝑥𝑐𝑖𝑗𝑓𝑒𝑟)/𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠𝑖𝑛𝑑𝑒𝑥𝑐𝑖𝑗𝑓𝑒𝑟×100
Reële rente = 101,9/102,3×100= 99,60
Dus de reëele rente is -0,4%




Slide 24 - Tekstslide

Vaste inkomens
Bij vaste inkomens verliest men koopkracht
Dit zijn bijvoorbeeld pensioenen
Daarom indexatie: waardevast of welvaartsvast
Pensioenen:
Waardevast – Inkomen groeit met inflatie mee
Welvaartsvast – inkomen groeit met cao mee

Slide 25 - Tekstslide

Belasting
Vanwege inflatie verandert ook het belastingstelsel

De heffingskortingen- en de schijven worden aangepast met de inflatie (omdat zo de heffingsdruk constant te houden).

Slide 26 - Tekstslide

Rekenen met koopkracht
Koopkracht (reëel inkomen) hangt af van:
  • Inkomen (nominaal inkomen)
  • Inflatie 

  • Formule (met indexcijfers):
    reëel inkomen = nominaal inkomen ÷ inflatie x 100
    ric = nic ÷ pic x 100

Slide 27 - Tekstslide

RIC = NIC / PIC x 100

Slide 28 - Tekstslide

Wat gebeurt er met de koopkracht als er sprake is van inflatie?
A
De koopkracht blijft gelijk
B
De koopkracht neemt toe
C
De koopkracht neemt af

Slide 29 - Quizvraag

RIC = NIC/PIC x 100
Het rendement van een nominaal vermogen in een jaar is 2,6%. De inflatie is 3,2%.
Bereken de verandering van de reële waarde.
A
RIC = 103,2 - 102,6 = 100,6, dus een stijging met 0,6%.
B
RIC = 103,2/102,6 x 100 = 100,58, dus een stijging met 0,58%
C
RIC = 102,6/103,2 x 100 = 99,42, dus een daling met 0,58%
D
RIC = 102,6 x 0,968 = 99,32, dus een daling met 0,68%.

Slide 30 - Quizvraag

Voorbeeld prijscompensatie
  • 2013 --> 2014
Nominaal inkomen + 2,4%. CPI + 2,1%
Initieel Reëel inkomen = 2,4% - 2,1% = 0,3
       Reëel inkomen index = 102,4% / 102,1 % =            100,29%. -->           0,29%

Slide 31 - Tekstslide

Internationale concurrentiepositie
De internationale concurrentiepositie geeft aan in hoeverre een land in staat is om beter en/of goedkoper te produceren dan andere landen.

Slide 32 - Tekstslide

Andere gevolgen
Internationale concurrentiepositie

Ondernemingen
Rentevoet
Investeringen
Besparingen




Slide 33 - Tekstslide

Leerdoelen: check?
Je weet na vandaag wat: 
- wat een koopkrachtindexcijfer is
RIC = NIC/PIC
- (her)kent het CPI (Consumenten Prijsindex samengesteld door CBS)
- het nut van een koopkrachtindexcijfer is
- het nut van het CPI berekenen is

Slide 34 - Tekstslide