1.1 Werkwoorden

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Nederlands

Waar gaat deze les over denk je?

Grammatica en spelling

HOOFDSTUK 1 Woordsoorten

1.1 Werkwoorden (B-boek, blz. 140)

1.2 Naamwoorden en lidwoorden

1.3 Voornaamwoorden

1.4 Voegwoord en voorzetsel

Lesdoel

Je herkent werkwoorden en verschillende vormen van een werkwoord.

Werkwoorden

Drie vormen:

1. persoonsvorm

2. infinitief

3. voltooid deelwoord

De persoonsvorm (pv)

In elke zin staat een persoonsvorm. 

                               

                           De pv kan van tijd veranderen.

De jongen fietst naar school.

De jongen fietste naar school.

Infinitief (inf)

De infinitief is het hele werkwoord.

 

Marthijs wil zijn theorie-examen de eerste keer halen.

Het voltooid deelwoord (vd)

Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets eerder is geweest, dat iets is gebeurd. Het is voltooid.

Vandaag hebben we hard gewerkt.

Het bedrag wordt zo snel mogelijk overgemaakt.

Wat is de pv in deze zin?
Ken jij het telefoonnummer uit je hoofd?

Wat is de pv in deze zin?
Je kunt een nieuw vervoersbewijs aanvragen op de website.

Wat is de infinitief in deze zin?
Je kunt een nieuw vervoersbewijs aanvragen op de website.

Wat is de pv in deze zin?
Wegens ziekte heb ik de aanvraag uitgesteld.

Wat is het vd in deze zin?
Wegens ziekte heb ik de aanvraag uitgesteld.

Aan de slag

De tekst komt uit je boek 'Ontvangst en opslag'.  

• Onderstreep de pv.
• Zet een rondje om het vd.
• Zet een golfje onder de inf.

KLAAR?

Maak de online extra opdrachten van Grammatica 1.1

Maak een zin met twee werkwoorden.

Maak een zin van ten minste 6 woorden. Gebruik het werkwoord 'pakken' als vd.

Duim omhoog?

Ik weet hoe ik de pv uit een zin kan halen.

tot de volgende les