donderdag 4 september

Welkom bij Nederlands
  • Ga zitten op je plaats
  • Leg je spullen op tafel
  • Zet je tas op de grond
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands
  • Ga zitten op je plaats
  • Leg je spullen op tafel
  • Zet je tas op de grond

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
 Paragraaf Formuleren  bladzijde 181 e.v. afronden

  • Je leert taal- en spelfouten herkennen en verbeteren
  • Je leert foutloos formuleren
Onderdelen: persoonsvorm, samengestelde zinnen schrijven,
schrijven zonder fouten

Slide 2 - Tekstslide

Lesplanning
Afwisselend kijken/luisteren naar video-uitleg/instructie bij van de methode (de theorie in het groene kader)

 
Opdrachten maken en vervolgens samen nakijken

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm: enkelvoud of meervoud?
Elke zin heeft een persoonsvorm.
Hoe herken je die ook al weer?

  • Tijdproef
  • Getalproef
  • Zin vragend maken





Slide 4 - Tekstslide

De Vraagproef 
Verander de zin in een vragende zin. Het werkwoord dat vooraan komt te staan is de persoonsvorm.

Voorbeeld:
Ik loop naar de stad.
Vragende zin: Loop ik naar de stad?
De persoonsvorm is loop.

Slide 5 - Tekstslide

De Vraagproef 
Deze methode werkt niet altijd! 

Welk cijfer had jij op de toets van wiskunde?
Hoe laat vertrekt de trein naar Amsterdam?


Slide 6 - Tekstslide

De Tijdproef
Zet de zin in een andere tijd. Van de tegenwoordige tijd naar de verleden tijd en andersom.  
Het werkwoord dat dan mee verandert, is de persoonsvorm.

Voorbeeld:
Ik loop naar de stad.
Andere tijd: Ik liep naar de stad.
De persoonsvorm is loop (veranderd in liep).

Slide 7 - Tekstslide

De Getalproef 
Verander het onderwerp van de zin van enkelvoud naar meervoud, of andersom. 
Het werkwoord dat dan mee verandert, is de persoonsvorm.

Voorbeeld:
Ik loop naar de stad.
Andere getal: Wij lopen naar de stad.
De persoonsvorm is loop (veranderd in lopen)

Slide 8 - Tekstslide

Persoonsvorm: enkelvoud of meervoud

  • Uitleg bekijken
  • Maken opdracht 8 en 9 op bladzijde 181 (uitleg)
  • Samen nakijken
timer
5:00

Slide 9 - Tekstslide

Samengestelde zinnen schrijven
Twee zinnen plak je aan elkaar met een voegwoord.


Slide 10 - Tekstslide

Enkelvoudige zinnen






          Ik zwem in het zwembad.                                                   De fans juichen.

Slide 11 - Tekstslide

Enkelvoudige zinnen
Enkelvoudige zinnen zijn zinnen met één persoonsvorm en één onderwerp.

Bijvoorbeeld:
Gisteren heb ik nasi gegeten bij de Chinees.
Daarvoor hebben we gezellig geschaatst op het IJsselmeer.

Slide 12 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
Samengestelde zinnen zijn zinnen met meerdere persoonsvormen en onderwerpen
Deze zinnen worden bijna altijd verbonden door een voegwoord

Dit is theorie voor de tweede klas, maar elke brugklasser maakt al samengestelde zinnen.

Slide 13 - Tekstslide

Waarom maak je samengestelde zinnen?
  • Samengestelde zinnen maken een tekst beter en prettiger leesbaar. 
  • Samengestelde zinnen brengen samenhang in een tekst. 



Slide 14 - Tekstslide

Hoe dan?
Dat kun je onder andere doen door enkelvoudige en samengestelde zinnen af te wisselen. 

Enkelvoudige zinnen hebben één persoonsvorm, samengestelde zinnen hebben meerdere persoonsvormen. Enkelvoudige zinnen zijn daardoor vaak korter dan samengestelde zinnen.

Slide 15 - Tekstslide

Hoe maak je samengestelde zinnen?
Samengestelde zinnen worden samengevoegd via voegwoorden


Slide 16 - Tekstslide

voorbeelden van voegwoorden
en, maar, want, of, dus, terwijl, voordat, nadat, zodat, omdat, toen, als, wanneer, hoewel, echter, dat
(enzovoorts)

Slide 17 - Tekstslide

Let op!
Als je van twee zinnen één zin moet maken, let dan op: 

  • bij de voegwoorden en, maar, of, want, dus blijft de   woordvolgorde hetzelfde.
  • bij andere voegwoorden zoals: als, nadat, omdat, terwijl, toen verandert de woordvolgorde wel.

Slide 18 - Tekstslide

Van enkelvoudige naar samengestelde zinnen

Marloes neemt drinken mee. Levi zorgt voor de broodjes.
(in elke zin staat 1 PV en 1 OND)

Marloes neemt drinken mee en Levi zorgt voor de broodjes. 

In de samengestelde zin staan twee PV's en twee OND's. Ze worden samengesteld via het voegwoord en, dus blijft de volgorde hetzelfde. 

Slide 19 - Tekstslide

Van enkelvoudige naar samengestelde zinnen

Ik ga naar de tandarts. Ik ben later op school.
In elke zin staat 1  PV en 1OND

Omdat ik naar de tandarts ga, ben ik later op school.

In de samengestelde zin staan twee PV's en twee OND's. Ze worden samengesteld via het voegwoord omdat. De woordvolgorde verandert. 

Slide 20 - Tekstslide

Samengestelde zinnen schrijven
Maken opdracht 10 en 11 op bladzijde 182 (uitleg)
De zinnen bij deze opdrachten moet je schrijven in je schrift.


Samen nakijken

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide