H5

H5
Geld & gewicht 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H5
Geld & gewicht 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over geld & gewicht?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

leerdoelen:
1. Aan het einde van de les weet je hoeveel wisselgeld je geeft. 
2. Aan het einde van de les weet je wat de afkortingen van gewicht betekenen. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

hoeveel euro zie je op de afbeelding? 5150 euro
Geld 
Wat is geld? Geld is een betaalmiddel.
2 vormen van geld: contant geld & digitaal geld 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

omrekenen 
Voorbeeld
754 eurocent = €?
€ 31,22 = ? eurocent

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel euro is 39823 eurocent?
A
€3,9923
B
€38,23
C
€0,39823
D
€398,23

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel eurocent is 5471,20 euro?
A
547120 eurocent
B
547,12 eurocent
C
5,47120 eurocent

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ton 
Een ton bij gewicht is 1000kg
Een ton bij geld is €100 000
Voorbeeld
3,5 ton = € 350 000
€ 22 000 000 = 220 ton

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel ton is €650 000?
A
65 ton
B
6,5 ton
C
650 ton
D
0,65 ton

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel euro is 2 ton?
A
€200 000
B
€2000
C
€2 000 000
D
€200

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is wisselgeld?

Slide 12 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Zeray koopt een jas van €132,25. Ze betaalt met €150. Hoeveel wisselgeld krijgt ze terug?
€27,25
€13,25
€17,75
€17,50

Slide 13 - Poll

17,75
Wouter doet boodschappen voor €46,30. Hij betaalt met een biljet van €50. Hoeveel wisselgeld krijgt hij terug?
A
€3,70
B
€6,30
C
€3,50
D
€3,30

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Markt boekt zijn vakantie voor €7699. Hij betaalt met €8000. Hoeveel wisselgeld krijgt hij terug?
A
€299
B
€401
C
€301
D
€399

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit huis wordt verkocht voor 25 ton. Hoeveel euro is dit?
A
2 500 00 euro
B
25 000 000 euro
C
2500
D
2 500 000

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gewicht
Milligram-mg Een klein beetje zout weegt ongeveer een milligram.
Centigram-cg Een klein tabletje weegt ongeveer een centigram.
Decigram-dg Een paperclip weegt ongeveer een decigram. Deci betekent 'tiende'. Een decigram is een tiende deel van een gram.
Gram-g Een wat grotere tablet, zoals een paracetamol, weegt ongeveer een gram.
Decagram-dag Deca betekent 'tien'. Een decagram is tien gram. Een cd weegt ongeveer een decagram.
Hectogram-hg Hecto betekent 'honderd'. Een hectogram is gelijk aan honderd gram. Dit wordt ook wel 'een ons' genoemd. Je bestelt een ons gehakt bij de slager.
Kilogram-kg Kilo betekent 'duizend'. Een kilogram is gelijk aan duizend gram. Een pak suiker weegt een kilo(gram).

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gewicht wordt gebruikt om dingen te wegen. Referentiematen tabel gebruik je om te zien hoeveel iets ongeveer weegt. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel kg weegt de grootverpakking melk ongeveer?
A
6 kg
B
60 gr
C
1 kg
D
6000 mg

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat weegt ongeveer 1000 kg?
A
Een flat
B
Een hond
C
Een kleine auto
D
Een gorilla

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel weegt een pen ongeveer? 10....
A
kilo (kg)
B
gram (g)
C
decagram (dag)

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vragen? 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

leerdoelen nabespreken
1. Aan het einde van de les weet je hoeveel wisselgeld je geeft. 
2. Aan het einde van de les weet je de afkortingen van gewicht betekenen. 

Slide 24 - Tekstslide

laat iedereen eerst voor zichzelf nadenken
Wat heb je deze les geleerd?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies